Ik begon Puciva te vertellen over alles wat ik had meegemaakt met uilen. De goede uilen op Schorre Clif, de uil die Otta had vermoord, de uil die de broer van Gladefam had gedood, de uilen langs de Heerweg, de uil die door Wasijma als boodschapper was gebruikt, de uil die mij had gered toen ik met Bo onderweg was langs de IJshellingen – en hoe had ik niet kunnen zien dat ook deze uil een boodschapper van de vijand was …
Puciva zei: "Zou je hanger ook werken bij uilen?"
Verrast keek ik hem aan. Dat was een idee! Maar dan moesten we wel naar buiten. Puciva stond op en boog zich naar het vreemde kijkinstrument. Hij slaakte een kreet, en even wachtten we stil of er een reactie zou komen. Maar alles bleef stil. Hij wenkte me, fluisterde: "Kijk dan!"
Met de kijker overzag je het hele eiland tot aan de zee in de verte, en lichter en van dichterbij ook, zo leek het. Het krioelde inderdaad van de uilen, zowel in bomen als rond het meertje. Met zoveel waren ze misselijkmakend, haast even erg als de kluwen van grootvorsen. Zo op het oog waren ze allemaal gelijk, kon je aan de buitenkant niet zien wat goede of kwade uilen waren. Toen zag ik Murk lopen, aan de overkant van het meer, en in gezelschap van een andere man met ook zo'n verenmuts op.
"Nu!" fluisterde ik. Ik hield de Hemrond omhoog, zag de dikke wollen stof doorzichtig worden en stapte door de opening. Ik sloop om het hutje heen. Schemerig was het nog steeds, ik kon nu veel moeilijker zien dan binnen, door die kijker. Het meer glansde een beetje, en met de oevers vol uilen leek het wel door heel dicht struikgewas omringd.
Ik hoorde Puciva binnen roepen: "Opschieten, ze de mannen komen hierheen!"
Ik draaide mijn hanger, moest even moeite doen om het meer goed in beeld te krijgen, ik begreep eerst niet wat ik zag want het donkere bewegende struikgewas was weg. Ik bewoog de hanger iets omhoog en naar rechts en zag in de bomen verschillende uilen zitten.
"Kom!" riep Puciva.
Ik was het vergeten, maar bij ijshellingen lees ik steeds ijsheiligen, ook nu weer. Ik kan het dit keer niet helemaal voor ogen krijgen, komen Mork en die andere man of de uilen richting Puciva.
Ik vermoed de uilen want een aantal zat al in de bomen.
Ik bedoelde de mannen, ff denken hoe ik dat verduidelijk.