Vlug terug door de voorhang, ik zat nog na te hijgen van haast en opwinding toen er buiten voetstappen klonken. Stemmen hoorden we ook maar verstaan konden we ze niet. De mensen op Morck - misschien waren het alleen deze twee – spraken uilentaal. Zacht murmelend oehoeden ze tegen elkaar en het voorspelde niets goeds.
Toen we niets meer hoorden, keek Puciva opnieuw door de kijker. Pas toen hij Murk weer in beeld had vroeg hij: "En?"
"De goede uilen zitten in de bomen," zei ik.
Of we iets konden met deze wetenschap? Dat hing ervan af wat de uilentest zou inhouden. Die moesten we wel afwachten, er was nu geen enkele mogelijkheid om van het eiland af te komen, zeker niet met Murk en die andere man die wacht liepen.
Puciva bleef door de kijker kijken, we hoorden weer die voetstappen, dat gemurmel, en ook dat ze weer verder gingen. "Ik wil die andere hutjes bekijken," zei Puciva. "Hou jij Murk in de gaten." Ik gaf hem de Hemrond. Toen ik de mannen weer onze richting uit zag komen, riep ik hem terug.
"En?"
"Die twee naast ons zijn bewoond. Aan die kant …" - hij wees naar rechts – "woont denk ik die andere man. En daar …" – links – "rook ik etensgeuren en hoorde ik twee vrouwenstemmen. Luister maar." Doodstil zaten we, ik hoorde het eerst niet omdat de uilen alles overstemden, maar toen hoorde ik de stemmen ook. Maar jammergenoeg ook in oehoe-taal. We schrokken op toen een van de stemmen heel luid riep: "Murk!"
Door de kijker zagen we de mannen stevig doorlopen. Kennelijk was het etenstijd.
"En de andere hutjes?" vroeg ik zacht.
"Leeg," zei Puciva. "Leeg en vervallen. De voorhang zat stijf dichtgeknoopt, maar er zaten overal gaten." Hij gaf me de Hemrond terug en ik stopte hem weer diep in mijn broekzak. Ik was moe, en mijn schouders deden nog steeds pijn. Stond er maar een bed in dit spartaanse onderkomen. We gingen schrijlings op het bankje zitten met de ruggen tegen elkaar aan en dommelden de middag in.