Soms leer je bij een studie dingen die werkelijk een eye-opener zijn, dingen die je daarvoor niet wist, waar je nooit van gehoord had dat ze bestonden. Dan voel je je hoofd groter worden, je leven rijker.
In dat ene jaar Engels in Groningen (1976-77) had ik dat een beetje met Oud Engels, dat je dat als Fries gewoon bijna lezen kon. En vooral had ik het met ATW. Algemene Taalwetenschap, gegeven door een ontzettend hippe, springerige professor met lang grijs krulhaar.
Dat alle talen eigen hetzelfde waren, alleen met andere woorden. Dat je taal, los van betekenissen, als structuren kon bestuderen. Ik vond het mateloos interessant.
Baal er alleen van dat ik niet meer weet hoe die professor heette.
Heney.
Oh wow! Jij weet dat nog!
Ik vond ATW ook zo geweldig en toen het later een aparte studierichting werd zat ik echt te balen dat ik dat niet had kunnen studeren. Maar toen ik nog weer later eens in de bieb van ATW inviel en het soort tijdschriften zag dat ze daar hadden, met allemaal onleesbare artikelen vol wiskundig uitziende formules, vond ik het niet meer zo jammer.
Wel rijt dit stukje oude wonden open omdat het mij herinnert aan Beginselen van de Algemene taalwetenschap van Dik en Kooij en Nederlandse taalkunde van Van den Toorn, die mijn moeder destijds tegen mijn zin aan een collega van haar uitleende en ik nooit meer heb teruggezien. Terwijl dat zo'n beetje de enige studieboeken waren die ik echt een plezier vond om te lezen.
Wel leuk om die o zo hippe spelling in jouw boek te zien!
Ja, dat vond ik ook heel kurieus ;-).
Balen om op zo'n manier boeken kwijt te raken!