323 – op Voocklama

Een hele kluwen wachters stond op het strand, een paar liepen nog het eerste stuk van de loopplank op om dan geschokt en kokhalzend om te keren. Verderop zagen we ze via de touwen weer bij de rotsen opklimmen.

Na een tijdje waren de monsters uitgefeest, de zee werd weer kalm en de rode vlek verwijdde en vervaagde. Ze kropen het water uit, het strand van Voocklama op en ik lachte. Puciva keek me verbijsterd aan en ook de oude man had een vragende blik. Ik maakte mijn schild los en liet ze het paneeltje van Voocklama zien. Daarop leek het monstertje klein en onschuldig, maar het was wel degelijk net zo'n soort beest.

"Hoe …" begon Puciva.
"Wat …" begon ik.
"Het zijn grootvorsen," zei de oude man. "Ze beschermen het eiland." En toen, officieel: "Ik ben Folker."
Was er altijd een Folker op Voocklama, zoals er ook altijd een Thiarck op Thiarchia was?
"Puciva."
"Yima."

Folker ging ons voor naar wat een soort poortgebouw leek, wijdgevleugeld, het eiland omarmend. In de poort was een trap, die leidde naar een hal op de eerste verdieping. Hij lag bezaaid met zitkussens, en voor het wijde raam dat over het eiland uitkeek, was een verhoging. Een soort podium. "Hier is 's avonds muziek als het buiten te koud is of te nat," zei Folker in het voorbijgaan. Het was een wonderlijk onbegrijpelijk zinnetje voor mij. "Hier is muziek." Hij ging ons voor naar een deur die leidde naar een halfronde gang.

"Hier zijn de gastenverblijven. Zijn jullie samen?"
Hij opende een deur en ik zag twee aparte bedden. "Ja," zei ik. Puciva gaf me een veilig gevoel.
Ik stapte langs Folker heen naar binnen. Puciva vroeg aan hem: "Is het goed als we eerst rusten?"
"Dat is goed. Ik laat waswater brengen, en later komen jullie bij mij voor de registratie."

Dit bericht is geplaatst in feuilleton met de tags . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *