263 – onderweg naar Spirabyad

Het had zo'n heerlijke tocht kunnen zijn, eerst langs het Zijmeer, toen langs de Helvarderaflu die hier drukbevaren was, schepen met koopwaar, ik kon me eindelijk voorstellen hoe mijn grootvader naar het zuiden was gereisd. In de vallei had de koude wind weinig vat op ons, en de grond was zacht en grazig. Soms was er een aanlegsteiger, een kleine handelsplaats, af en toe zelfs een soort herberg. Het bruisende water, de levendigheid, het veilige gevoel dat MancuKondalu gaf, het had zo prettig kunnen zijn als de vrouw niet die angel had geplant: vertrouw je haar?

Waarom zou ik Wasijma niet vertrouwen? Ik probeerde na te gaan wat ik haar allemaal had verteld. Vooral over Dunkitaba, mijn huwelijk met Hebotva, mijn vlucht met Bo. Later had ik het over "mijn kinderen" gehad zonder te vermelden hoe Mia mijn dochter was geworden. Over Barraspira had ik nauwelijks gepraat, ik had gezegd dat we waren gevlucht omdat Hebotva ons op het spoor was gekomen. Dat ik naar de Rots wilde, en dat Bo en Mia hun eigen weg waren gegaan. Verder hadden we vooral gepraat over onze jonge jaren in Registana, met de dankbare herkenning die past bij de ontmoeting van een landgenoot in onbekende streken.

"Wat ben je stil?" vroeg Wasijma. We konden de schaduw van de Rondweg al zien, en ook de torens van Spirabyad, die wel wat op die van Barraspira leken, maar dan roze in plaats van wit.
"Ik ben moe," zei ik. Het was ook waar. Niets maakt zo moe als piekeren. Vooral als dat gepieker nergens op gebaseerd lijkt.
"We zijn er bijna," zei Wasijma. "Zullen we gewoon een tijdje blijven daar? Ik wil wel weer eens in een stad zijn."

Weer? dacht ik. In welke stad ben jij dan nog meer geweest? Barrador kon je geen stad noemen. Of bedoelde ze NuktatHarsta? Maar daar zag je als Tweede Meisje ook niet veel. Je werd aan het begin van de Heerweg neergepoot en daar begon het. Ik wist nog goed hoezeer ik onder de indruk was geweest, toen op onze huwelijksreis. Die drukke wemeling van mensen en huizen, het grote plein met de schaduw van de Heerweg erboven.

Dit bericht is geplaatst in feuilleton met de tags . Bookmark de permalink.

1 Reactie op 263 – onderweg naar Spirabyad

  1. Elly van Doorn schreef:

    Ik krijg inderdaad al steeds meer vragen over die rol van de 2de meisjes die op pelgrinstocht moesten als ze al niet omgebracht of verduisterd werden.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *