"En jij dan?" vroeg ik aan Wasijma.
"Als ik de reis maar overleef," antwoordde ze nuchter. "Het maakt mij niet uit of we het helemaal volgens de regels doen, ik ben Roosma niet."
"Of mij," dacht ik bij mezelf. Waarom vond ik het zo belangrijk om het precies volgens de regels te doen? Die regels waren vast niet opgesteld om het ons gemakkelijk te maken. In de geboden zoals we ze in Registana hadden geleerd, stond ook niets specifieks over de regels van de pelgrimstocht. In Barraspira hadden we geleerd om eraan toe te voegen: "Sluit onze ogen voor het Ronde Pad." Maar het belangrijkste was toch om de Rots met eigen ogen van nabij te zien?
Volgens de kaart (die ik in het schemerduister van een volle slaapzaal maar nauwelijks tevoorschijn durfde te halen) konden we gewoon rechtdoor blijven lopen naar Signada, de hoofdstad van Blyntera, de stad van waaruit je de Berg van Verering kon beklimmen, en de plaats waar de Helvarderaflu ontsprong. Maar opeens bleven mijn ogen haken aan Spirabyad. Dat was de geboorteplaats van Yiva, mijn grootvader. De man met het witte haar. De vader van de twee Wizma's, mijn moeder en mijn tante. Een stad die aan de Rondweg lag.
De volgende dag stond er weer een stalletje met appels voor de ingang van de Hemra. Ditmaal stond er een vrouw achter. Ze keek iedereen aan en maakte onopvallend het verzettersgebaar: even met de duim van de rechthand wrijven over de binnenkant van de linker bovenarm. Wie het niet herkende zou het niet opvallen. Ik hoorde haar wel bij elke appel die ze uitdeelde zacht zeggen: "Neem de Rondweg."
Toen ze mij hetzelfde gebaar zag maken, zei ze: "Neem de Rondweg. Ga niet naar Signada. Sla af voor de zuilen beginnen."
Gisteravond hadden we niet gezien hoe dichtbij de Rondweg al was. In het koude ochtendlicht zagen we in de verte de zuilengalerijen al, en het rood van de vele wachters, en de grootuilen die erboven rondzweefden.
Het is maar goed dat ik niet verder kan lezen want ik zou wat ik MOET doen vergeten.
Spannend.
heerlijk om te horen