Helvarbarra was een ommuurde stad, ingeklemd tussen Heerweg en Helvarderaflu. De muren en torens oogden minder rijk en feestelijk dan die van Barraspira, eerder streng en oorlogszuchtig. Maar dat moest misschien ook, voor een grensstad aan de Heerweg. De bewaking bij de grens was in elk geval indrukwekkend. Ook hier weer die zuilengalerijen langs de weg, en bovenop sommige bogen zaten grootuilen, hun klauwen enorm, scherp afstekend tegen het witte marmer. Hun koppen draaiden constant, alsof ze alles en iedereen in de gaten hielden.
De daadwerkelijke grens tussen Lopweteka en Izwi Lamanzi werd aangegeven door een onderbreking van de Heerweg. Het plaveisel hield op, er was een soort modderige geul ontstaan, zelfs de schaduw was even onderbroken. Karren konden niet zomaar doorrijden, er moest gesjouwd worden. Paarden, ezels, kamelen liepen soppend door de modder, mensen konden het best hun schoeisel uitdoen en op blote voeten naar de overkant gaan. Het doel was natuurlijk om oponthoud te veroorzaken, zodat de wachters aan beide kanten van de grens goed in zich konden opnemen wie er overstak.
Ik hielp Roosma met het uittrekken van haar mooie sandaaltjes – ik was blij dat ik wist dat ze ook laarzen bij zich had – en knoopte ze vast aan mijn draagzak. Daarna deed ik mijn eigen laarzen uit en rolde mijn broekspijpen op. Intussen werden we voorbijgelopen door een man met een soort herdersstaf. Hij liep al blootsvoets en stapte zonder de wachters een blik waardig te keuren de modder in. Als een geruisloze windvlaag zeilde een grootuil naar hem toe en greep hem bij de schouders. Met wijd gespreide vleugels bleef het beest zitten tot twee wachters de man vastgrepen.
Een van hen stroopte de linkermouw van de man op. Van een afstand kon ik het niet zien, maar ik kon wel raden dat ze op zoek waren naar een driehoek. Die ze kennelijk vonden, ze gaven de uil een commando, het beest steeg op met de grote man in zijn klauwen. Ik hield mijn hand voor Roosma's ogen, maar zelf bleef ik kijken hoe de man van grote hoogte als een slappe pop op de zuilengalerij klapte.
Allemachtig wat gruwelijk en dan moeten Yima en Roosma nog aan de oversteek beginnen.