Maar natuurlijk. Zo ver kon de schaduw niet zijn, we waren pas een paar uur onderweg. Wel moesten we dan de grote weg naar het Dzikomeer kruisen, maar verder moest het te doen zijn.
Er waren genoeg kleine stroompjes in het bos om onze dorst mee te lessen, maar honger kreeg ik zo langzamerhand ook. Ik had geen geld meer, geen gouden kettingen … vrij en licht was ook arm en licht.
We bogen af in de richting van de Rondweg. Nu we geen pad meer volgden moest ik wel beter uitkijken waar ik liep. Burman had laarzen aan, hoge laarzen van soepel leer. "Van Blufam gekregen," zei hij, toen hij me zag kijken. "Waren van Zaloman geweest."
Wist Burman dat Zaloman een verrader was? Moest ik dat vertellen? "Heb je een plan?" vroeg ik maar zo achteloos mogelijk.
"Ik wil Otta zoeken," zei hij.
Het duurde even voor ik het begreep. De andere Otta, zijn tweede zusje.
"Wat weet jij van Ukufila?" vroeg hij.
Ik vertelde van de koopvrouw, van mijn muntjesdoek. Zou Ukufila het vrouwenland zijn waar Storma het over had gehad? Ik wist het niet. Maar hoe dan ook moesten we eerst Harstamar zien te bereiken, daar waren we het over eens.
"Jij moet schoenen hebben," zei Burman. "En we moeten aan eten zien te komen. Ik heb wat geld, dat had Blufam uit onze kluis gehaald voor Morfam de borg leeghaalde. En ik heb een mes." Hij had het in zijn laars verborgen, en het geld droeg hij in een buideltje om zijn nek.
Hij was een man geworden. Wat had hij gedaan in de weken dat Blufam gevangen zat?
"Waarom ben je hier gebleven?" vroeg ik. "Waarom ben je niet meteen weggevlucht?"
"Dat komt door Kuuksi," antwoordde Burman glimlachend. "Die eerste avond ben ik de poort uit gevlucht en heb geslapen in het kamp van de Tweede Meisjes. Die zeiden ook allemaal: maak dat je wegkomt van hier. Maar toen ik wegliep, kwam Kuuksi me voor de voeten lopen, ik struikelde gewoon over haar. Ze dwong me de andere kant op, naar de begraafplaats. Daar staat een hutje, met scheppen en steenhouwersgereedschap enzo. Daar vond ik onderdak."
Lang leve Kuuksi!
jaaaa