Wij moeders mochten mee toen de jongens naar de jongensborg gingen, zodat we konden zien waar ze zouden slapen en eten. Er waren twee slaapzaaltjes, een voor de schoolgaande jongens en een voor de ouderen die al aan het werk waren of ergens in de leer. Eten deden ze gezamenlijk, ze leerden zelfs koken, zodat ze eventueel ook voor zichzelf konden zorgen. Vanaf nu moesten ze een speciale sjerp over hun tuniek dragen: zwart, met grote ronde gaten erin die met gouddraad waren afgezet. Mia had hem voor Bo genaaid.
Ik had het gevoel dat ik Bo nu echt uit handen gaf, dat ik nu niet meer kon sturen hoe of wie hij worden zou. Hij zelf deed stoer als altijd, helemaal als Burman erbij was. Alleen het afscheid van Mia leek hem zwaar te vallen. Tegenover haar had hij de laatste tijd echt de rol op zich genomen van de man in huis, van degene die haar beschermen moest, al wist hij niet tegen wat of wie. Of dat dacht ik tenminste, wie weet wat kinderen horen en weten.
In elk geval had ik nu de handen vrij om naar het Dzikomeer te gaan. Fegman vroeg en kreeg dispensatie voor me. Ik liet Mia achter onder de hoede van mijn buurvrouwen, pakte mijn draagzak in met warme kleren voor onderweg, gedroogde vruchten, brood en harde kaas … ik dacht er zelfs even over om mijn schild mee te nemen. Ik trok het achter de waskast vandaan. Mia zat op haar bed en keek toe, voor zover ik wist had zij het sinds onze aankomst hier niet meer gezien. Het was stoffig geworden en het ritselde van droogheid. Ik legde het op mijn bed en vouwde de paneeltjesbloem open. Langen San en Schorre Clif ontbraken, maar de rest was nog intact.
"Wanneer heb je dit gemaakt?" vroeg Mia. Even was ik in de verleiding om haar alles te vertellen. Maar het was niet verstandig.
"In mijn leertijd," zei ik. "Bij ons in Registana mocht je allerlei vakken en technieken uitproberen. Ik heb van alle landen een paneeltje gemaakt." Ik noemde de namen, Mia kende ze natuurlijk van school.
"En waarom zijn deze eraf?"
"Die heb ik onderweg aan iemand gegeven," zei ik. Wat herinnerde zij zich nog van die reis? Waarschijnlijk niets. Ik vouwde de paneeltjes weer dicht, knoopte ze vast, en schoof het schild weer achter de kast. Ooit moest ik Mia de waarheid vertellen, maar niet nu.