132 – Wispelerflu

Aan Letifam vertelde ik op een avond wel over het flesje Wispelerflu dat ik had gekocht. Het was warm, de kinderen lagen al in bed maar of ze ook sliepen? We praatten zachtjes.
Letifam keek me met grote ogen aan en lachte.
"Heb jij het weleens gebruikt?" vroeg ik nieuwsgierig.
De lach verdween en verscheen op haar gezicht, alsof het een heerlijke herinnering was. Ze knikte.
"Wat doet het?"
"Lichtzinnig word je ervan. Je krijgt zin om te dansen, je hoort liedjes in je hoofd."
"Liedjes?" Ik wist niet meer wat liedjes waren. Ik kende alleen getrommel, of het opdreunen van rijtjes: letters, plaatsnamen, geboden.
Heel zacht kwam er iets van muziek uit Letifams gesloten mond. En opeens wist ik weer dat ik ooit gezongen had voor Bo, toen hij pas geboren was. "Kleine Bo'tje wilde varen, in een bootje over de baren, over de grote, woelige zee, Bo'tje neem mij met je mee …"

"Maar je moet er voorzichtig mee zijn," waarschuwde ze me toen. "Je krijgt er ook … je wordt er … dat je naar een man verlangt."
Dat was iets waar ik maar zelden aan dacht. Die eerste fijne weken met Hebotva, hoe ik ervan genoten had … Meestal rolde ik 's avonds doodmoe mijn bed in. Soms droomde ik … en dan had mijn minnaar het gezicht van Liduva, zijn ogen schitterend als parelmoer.
"Zou jij weer willen trouwen?" vroeg ik aan Letifam.
"Niemand wil mij nog hebben," zei ze kort.
Het was een ontnuchterend besef. Er was ook niemand die mij zou willen hebben. Of het moest de zoon van Fegman zijn, bedacht ik cynisch. Maar dan alleen als tussendoortje.

De kinderen van de zeven weefs – de onze was de middelste – werden door bemiddeling van de grote kooplieden aan elkaar uitgehuwelijkt, want voor de smetteloze kinderen van Barraspira waren ze geen goede partij. Weigeren was geen optie, ze moesten blij zijn dat hen de mogelijkheid tot een normaal leven werd geboden. Naarmate de jaren verstreken moest ik daar steeds vaker aan denken. Ik praatte er wel over met Letifam, vooral toen onze meisjes klaar waren met school en weer thuis kwamen wonen om een vak te leren. Nog even en Burman en Bo zouden verkassen naar de jongensborg, en alleen nog thuiskomen op de dagen dat er geen school was.

Dit bericht is geplaatst in feuilleton met de tags . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *