115 – de armen van het kruisje

In het slaapvertrek stond ook een houten kast met een wijde kom en een waterkan erop. Morfam opende de deurtjes ervan en liet me zien dat er een paar kledingstukken in lagen. Ook wat kinderkleertjes en droogdoeken, zag ik. Waren die van mijn voorgangster geweest?
"Kom straks maar met iedereen kennismaken," zei Morfam.

Toen ze me alleen had gelaten, pakte ik onder toeziend oog van Bo eerst de draagzak uit. De potjes en flesjes van Storma wilde ik maar in de kluis doen, evenals mijn overgebleven sieraden en mijn zeeoor. Jammer dat het schild er niet in paste – al wist ik niet zeker waarom ik het zou moeten verbergen. Ik trok de waskast een klein eindje van de muur en schoof het schild erachter.
Mia riep van beneden: "Yima! Yimama!"

Ik wist niet zeker of ik er iets van moest zeggen. Ik was nu Yifam en de naam Yima kon nog altijd bij iemand een belletje laten rinkelen, al reikte Hebotva's macht niet tot over de grens. Maar tegelijk klonk het ook zo lief, dat Yimama, ik hoopte dat Bo me ook zo zou gaan noemen. Zodat ik niet zou vergeten wie ik werkelijk was.

Ik liep naar beneden met de flesjes in mijn muntjesdoek omze in de kluis te doen. Opeens dacht ik aan het potje met het kruisje erop. Terwijl Mia toekeek, goot ik de glaskorreltjes uit op het zakje. Het bergje spleet eerst in vieren, net als de vorige keer. Toen sloten zich twee armen van het kruisje. De andere twee – haaks op elkaar – bleven open. De ene wees in de richting van de stadspoort en de haven. De andere? Liep die evenwijdig aan de Visietunnel?

Mia keek me vragend aan. "Mee spelen?" zei ze.
"Als je groot bent," zei ik.
Ik deed de spullen in de kluis, liep weer naar boven om Bo te halen - Kuuksi was in zijn bedje gesprongen en hij zat tevreden naast haar - en zo stapten we met ons drieën naar buiten.

Dit bericht is geplaatst in feuilleton met de tags . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *