De verbazing in hun ogen was groot. "Stijma!" riep Jadva, en "Bo!" riep Jad.
"En wie hebben we hier?" vroeg Jadva toen ze het strand bereikt hadden, Jadva met een stapel stof in zijn handen en Jad met een grote jutezak op zijn rug waarin ik kluwens wol vermoedde.
"Dit is Mia," zei ik.
"Broertje," zei Mia.
"Zusje, zal je bedoelen," zei Jad.
"Ja, Mia is nu het zusje van Bo. Zijn grote zus," zei ik, en ze straalde. "En mijn naam is Yima," zei ik.
"Dat vermoedde ik al," zei Jadva. "We komen net van Middelgront. Het spijt me dat ik je aan Gruva heb overgeleverd, ik wist niet het er zo aan toeging daar. Normaal gaat het alleen over handel. Hij vertelde vol trots dat hij een slechte vrouw had uitgeleverd. Hoe kom je hier dan terecht?"
Ik legde uit hoe het gegaan was met Mia.
"Schorre Clif is een raar eiland," zei Jadva, "maar wel relatief veilig. Er is maar één opgang en die wordt 's nachts bewaakt."
Toen zag hij de resten van de meeuw. Hij legde de stapel stof op de grond en haalde stukken brood en kaas uit zijn tas. "Voor de klim eerst wat eten."
Ik brak wat stukjes brood en kaas in een nap voor Mia, gaf Bo wat in zijn mondje, en at toen zelf, gretig. Gelukkig at Mia ondanks alles ook met smaak.
De klim naar boven was afschuwelijk gevaarlijk. De trap was zo smal dat het onmogeljk was een kind op de arm te nemen. Mia moest zelf lopen, en de treden waren soms veel te hoog voor haar. Dan legde Jadva zijn koopwaar een tree hoger en trok haar omhoog. Kuuksi bleef aan de buitenkant van het meisje lopen, duwde haar af en toe tegen de rotswand aan. Het gekrijs van de vogels leek alleen maar luider te worden. Af en toe passeerden we er eentje die in een nisje of op een uitstekend randje zat, ik kende hun namen niet, ze leken wel allemaal verschillend, heel kleurrijk ook, en op sommige richels groeiden roze bloemetjes of kleurig mos.
Jad klom voor aan onze stoet, hij juichte toen hij boven was. Het was één vogelwemeling daarboven, mensen zag ik nog nergens, huizen of hutjes ook niet, of toch! Daar in het midden!
Qua constructie leken ze op de hutjes van de Hemrenva's, maar deze waren groter, en bedekt met veren in alle kleuren, die oplichtten in de ondergaande zon.