"Deze heb ik vanmorgen ontvangen," zei Manuva. En op mijn vragende blik: "Per grootuilbericht."
Hij vervolgde: "Jij bent Yima van Hebotva, dat is Hebotva – hij wees op Bo – en wie is het meisje?"
"Miama. Een weeskind van Middelgront."
"Er staat een prijs op jouw hoofd. Je moet zo snel mogelijk het land uit. Als je eenmaal in Barraspira bent, krijgen ze in elk geval geen officiële medewerking meer. Vanavond gaan jullie per grootuil naar Wyda Moor, we willen hier geen invasie van wachters. Wij van Schorre Clif hebben niet zoveel op met de Heerva van Registana. Vandaag geniet je onze gastvrijheid. Pauma zal je begeleiden."
Hij riep het meisje, dat buiten was blijven wachten.
Zo begon de wonderlijkste dag van mijn reis tot dan toe. Eerst verkenden we het dorp. Ieder hutje was verschillend gedecoreerd met raadselachtige motieven in donkere veertjes op de witte, roze of lichtblauwe achtergrond. Soms meende ik er de tekens in te herkennen die achterop mijn munt stonden, die nu in mijn huid gebrand waren. Ik wilde Pauma er wel naar vragen maar het lukte me niet me verstaanbaar te maken. Voor de hutten zaten vooral mannen, dat verbaasde mij ook. Ze zaten te roken, of ze waren ambachtelijk bezig met hout of koper. Hoe ze dat in vredesnaam hierboven kregen? Dat riep ik in Pauma's oor.
"Vanmiddag!" riep ze terug.
We wandelden rond tot het tijd was voor het middagmaal. Pauma nam me mee naar haar huis. Haar vader zat voor de ingang iets te maken van leren banden. "Harnas voor de grootuil!" riep Pauma. Niet dat ik dat begreep. Ik knikte maar. We voegden ons bij hem. Uit de hut kwamen heerlijke geuren van gebakken eieren met veel kruiden.
Na het eten lieten we Bo achter onder de hoede van Pauma's moeder. Wilde Mia ook een slaapje doen? Meteen pakte ze mijn hand. Dat was duidelijk.
"Dan nemen we een kinderharnasje voor haar mee," zei Pauma.
Leuk Hella, ook in de relatieve rust/vrolijkheid schep je een soort van verwachting, dat vind ik knap.
Inderdaad ik blijf ' verder willen lezen '
dank allebei!