"Als jouw leven je lief is, zullen wij jouw zoon opnemen en opvoeden tot Hemrenva. Dan zullen we van jouw zonde niet meer spreken."
Hij nam Bo op zijn schoot, en het leek of de kleine voelde dat het belangrijk was om lief te zijn. Ik zat onder mijn lap en sidderde.
"Sommige dienaressen mogen naar Langen San om voedsel of andere benodigdheden te kopen. Er wordt ook voedsel verkocht op de markt bij het vrouwenverblijf. Daar slapen de dienaressen. Zonen slapen bij hun vader zodra ze … zodra het kan."
En dochters? vroeg ik niet. Bo bij hem laten? Hemren sta me bij. Maar Hemren stond Horva bij.
"Zijn naam is nu Horvazoon."
Hij gaf het kind weer aan mij en zei: "Maak hem schoon."
De lap voor mijn gezicht zat me vreselijk in de weg bij deze taak, Bo had er plezier in hoe de stof zijn buikje kriebelde.
In een schone doek gewikkeld zat hij weer bij Horva op schoot. Hij moest ook nodig drinken en eten hebben. Net als ik, trouwens.
"Ga naar de vrouwenzaal. Ze wijzen je daar een slaapplaats. Koop voedsel voor het avondmaal en kom dan terug."
Bo begon te huilen toen ik opstond en door de lage deuropening naar buiten ging. Benauwd had ik het, ik wapperde even met mijn lap om wat frisse lucht op te snuiven. Achter me klonk een vrouwenstem: "Niet doen in het openbaar, dat hoort niet."
Ik herkende het slome geluid van de vrouw die Bo had vastgehouden.
"Horva zal wel blij zijn, zomaar een gezonde zoon!"
Was het dan normaal? Moest ik het normaal vinden? Voorlopig wel. Ik had geen keus. De munt op mijn borst gloeide en schrijnde.
"Loop maar mee, ik wijs je je plek," zei de vrouw.
Het was een flink eind lopen. Overal op de hoogvlakte stonden de hutjes van de Hemrenvas, maar iets wat een vrouwenzaal zou kunnen heten zag ik niet. Tot de grond plotseling uiteen spleet in een smalle vallei met aan weerszijden hoge rotsen. Er liep een pad naar beneden. Aan weerszijden van het pad waren rieten afdakjes gebouwd, tegen de rotswand aan. Onder dat lange rieten afdak was de ruimte in kamertjes verdeeld met lappen grijze stof. Op de voorste lappen waren mannennamen geborduurd. Het kamertje met HORVA was voor mij. Er lag een kleed op de vloer, en een bedrol. Aan de lat waar de achterhang aan was bevestigd, hingen ook een paar haken aan een eindje touw. Zou ik mijn draagzak hier veilig kunnen achterlaten? En mijn schild?
Nou, om dat verder te gaan op de reacties op het vorige hoofdstuk, het drupt behoorlijk.
Deze plek gaat zo tegen mijn gevoel in, dat ik haar daar wel weg zou willen trekken, eventueel zelfs terug naar Langen San. Daar waren in elk geval nog mensen die haar wilden beschermen. Pff, spannend. En nu weer wachten op de volgende aflevering, wat gaat ze nu doen?
Er zit trouwens ergens een spelfout in, noromaal is niet normaal. 🙂
ik vind het toch zó fijn dat jullie zo meeleven
en dank voor je correctie!