Bo's draagzak was klaar. Roddy's draagzak was bijna klaar, ik had nog wat touw over en vlocht er nog een extra riem van, die Jonnama om haar buik zou kunnen vastmaken. Zou voor mezelf misschien ook nog handig zijn, bepeinsde ik. Ik zat bij het raam op onze slaapkamer, mijn man zat languit op het bed met Bo op zijn schoot. Hij moest eigenlijk slapen, die kleine, hij wreef met zijn knuistjes in zijn ogen. Het laatste licht scheen op mijn werk en wierp een lange straal de kamer in. Het streek met lange stralen over Bo's hoofdje.
Je hebt van die bloemen die zo snel in bloei schieten dat het lijkt of je het kunt zien gebeuren. Zo leek het met Bo's haar. Alsof het in één keer opschoot en zijn bolletje bedekte als een graanveld. Mijn man vloekte. "Wat is dit barhemren! Wat heb jij in je voorgeslacht?" Hij smeet het kind van zich af alsof het een smerig insect was. Als ons bed niet zo groot was geweest, was Bo op de marmeren vloer te pletter gevallen.
Ik sprong op, griste het jammerende kind van het bed en zei sussend: "Dat lijkt maar zo! Het is de lichtval!"
De zon was de kamer al uit, en je zag er inderdaad niets meer van.
"Het oordeel valt morgen," zei mijn man. Hoewel hij nu mijn man niet meer was. Ik was alleen nog moeder. Hij verliet ons slaapvertrek. Ik heb nooit geweten waar hij heenging als hij soms een nacht wegbleef. "Zaken," zei hij dan op een toon die verder vragen verbood. Nog effectiever dan "waarom vraag je dat." Nu was het mijn redding.
Ik besefte dat ik maar heel weinig tijd had. Het was nu nog vroeg genoeg om de deur uit te gaan, met het huilende kind als excuus. Dat had ik de afgelopen tijd zo vaak gedaan, een avondwandelingetje om hem in slaap te krijgen. Gauw verkleedde ik me. Een broek en tuniek van stevig katoen onder mijn zijden fladderkleren. Mijn oude door Ma gemaakte sandalen.
Op het tafeltje bij het raam stonden nog de resten van ons avondmaal, ik stopte droog brood en wat vruchten in een zijvak. In het andere vak de waterzak, die had ik altijd bij me. De muntjesdoek en mijn sieraden in het binnenvak van de draagzak. De armband van het schild. Mijn schild! Dat kon ik niet achterlaten! Ik stak mijn hoofd uit het raam, de avondwind was koel genoeg om een omslagdoek te rechtvaardigen. Ik moest het erop wagen. Ik hees Bo op mijn rug – hij huilde nog steeds, hij moet de kanteling in de atmosfeer gevoeld hebben. Ik haakte het schild aan de armband en sloeg de grote wollen doek om mijn schouders.
Ze wacht het oordeel niet af. Wat een innerlijke kracht.
wat mooi gezien
Dat dacht ik ook. Wat een moed, afreizen met je kostbaarste bezit, je kind en het schild, zonder te weten waar je eindigt.
ik vind het zo bijzonder dat jullie zo meeleven
Het is ook een bijzonder verhaal. Ben zo nieuwsgierig hoe Yima tot de vrouw wordt die ze nu is terwijl ze haar levensverhaal uit de doeken doet.
ik ook ...