56 – de draagzak

"Van Storma?" vroeg Pucima.
Ik knikte.
"Het zou handig zijn als je veel meer in zo'n draagzak kon bergen," zei Pucima. "Als je als jonge moeder naar de markt moet ofzo," voegde ze eraan toe. Alsof ik opeens een gezaghebber was geworden, bij wie je op je woorden moest passen. "Wat schone doeken aan de buitenkant, een waterzak, een vuurglas, een kom, een mes … Stel dat je een slang tegenkomt in de Tuin … En een vakje voor je geld aan de binnenkant …"

Ik werd een beetje duizelig van de dubbelzinnige strekking die van haar woorden uitging. Alsof ze in een geheimtaal sprak die ik – als in een droom – toch kon verstaan. Soms strekt de toekomst zijn klauwen naar je uit en verscheurt heel even het heden.

Ze haalde een kluwen van het touw waarvan ze de zak had gevlochten, geweven bijna, en deed me de techniek voor. "Je maakt gewoon een paar rechthoekige lapjes, en die naai je eraan vast zoals het je handig lijkt. Als Bo wat groter is kun je er ook speelgoed in meenemen. Of een flesje melk, wil je nog wat, klein prinsje van me?" Ze gaf me het touw in handen en tilde Bo hoog boven haar hoofd, hij kraaide het uit.

Die middag voegde ik me bij Ghemma, die zoals altijd te borduren zat voor het raam. Ik vertelde haar de voorkant van het verhaal: dat ik het vlechten zo miste, en dat het me handig leek om wat extra vakken te maken voor de draagzak. Ze was blij voor me, dit gaf geen troep zoals het vlechten met riet, dit was wel een damesachtig soort van handwerk. Bo lag boven te slapen, Hilma lette erop of hij niet wakker werd.

Uit de kamer van Hebotva klonken luide, zware stemmen, ik kon net niet verstaan wat er gezegd werd, maar ik wist wel dat mijn man die avond weer veeleisend zou zijn. Hij had me zo nodig, en dat gaf mij een wijs en zeker gevoel: alleen ik kon hem gelukkig maken, met mijn lichaam, met het kind, met de kleine diensten die ik hem bewees door precies te zijn wie hij wilde.

Ook Ma en Jonnama leefden mee met mijn draagzakproject. Sterker nog: Jonnama wilde er ook een voor Roddy, het was ideaal als je je handen vrij wilde hebben tijdens het koken of wassen. Ma gaf me een lapje heel dun leer, om er onderin te naaien, voor als Bo een een ongelukje had. Jonnama had wat strengen grote houten kralen geregen, waar Bo mee kon spelen of waar hij op kon kauwen of sabbelen.

Ze vroegen eigenlijk nooit hoe het met me ging, dat was ook moeilijk, ze begrepen wel dat ik me nooit negatief zou uitlaten over de machtigste mannen van het dorp. En in de aanwezigheid van Bo was ik immers altijd vrolijk. De twee kleine jongetjes rollebolden op de grote mat, de oude buurman die nu bij mijn ouders inwoonde beleefde er ook veel plezier aan. Hij zat altijd tegen de muur gehurkt, zijn knokige vingers spelend met zijn letterkralen. Veel ouden en zieken hadden zo'n snoer kralen waar het Rotsvadmijn was ingebrand. Hij murmelde het de hele dag, als een bezweringsformule, als een touwladdertje naar de grote Hemren.

Dit bericht is geplaatst in feuilleton met de tags . Bookmark de permalink.

2 Reacties op 56 – de draagzak

  1. Ferrara schreef:

    In de vorige aflevering dacht ik vertel het toch niet van die flesjes, maar blijkbaar heeft dat juist een bedoeling. Mooie zinnen/metaforen schrijf je. Zoals de toekomst die zijn klauwen uitstrekt en het touwladdertje naar de grote Hemren.
    Ik ontkom er niet aan om in de draagdoek een bijna moderne rugzak te zien.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *