Ik hees Bo van mijn schouders, hij was klaarwakker en keek naar het dansende vlammetje van de kleine olielamp. Storma woog minder dan hij, ze voelde als een vogeltje toen ik een arm om haar heensloeg, haar een beetje opzij trok om haar bed uit te rollen en wat her en der verspreide kussens bijeen te graaien om in haar rug te leggen. Zachtjes liet ik haar terugglijden. Dankbaar keek ze me aan. Ze wees op haar toverkist – zo had ik hem in gedachten altijd genoemd – en ik trok hem naar ons toe en deed het deksel omhoog. Ze wees me een flesje aan, ik moest wat druppels in een glaasje water doen. Ik liet haar drinken zoals ik het bij Bo zou doen, de rand van het glaasje op haar onderlip.
Heel langzaam kwam het leven terug in haar blik, in haar lichaam, in haar stem. Ze keek naar Bo, ik volgde haar blik, Kuuksi zat naast hem als een wachter, haar vachtje net zo lichtgrijs als de draagzak, ze speelde met een van de kwastjes.
"Dit is mijn laatste nacht," zei Storma toen, haar stem al onderweg naar daarginds. "De kist gaat naar Adirema, zij is de oudste. Jij moet er nu uithalen wat je nodig hebt."
"Wat ik nodig heb?"
"Je handen weten het."
Ze gebaarde dat ik mijn handen boven de flesjes en potjes moest houden.
"Ogen dicht."
Ik voelde me een toverkol, een waarzegster, zo'n vrouw uit verre landen die soms ons marktplein wat sensatie verleende. Mijn vingers tintelden en ik pakte er een potje uit. Ik voelde hoe Storma het van me overnam. "Nog eens."
Op deze manier pakte ik vier flesjes en twee potjes.
"In de draagzak," zei Storma. "Vastnaaien."
Het spreken kostte haar veel moeite. Ik wilde vragen: "Waar zijn ze voor? Hoe werkt het? Hoeveel druppels?" maar ze fluisterde nogmaals: "Je handen weten het."
Ik frummelde alles onder Bo's inmiddels slapende lijfje.
"Kus," zei Storma.
Ik kuste haar, dankbaar, zorgzaam, troostend. Moedergevoelens kunnen zich ook over moeders ontfermen, Storma was een van mijn oermoeders. Geweest, kon ik al bijna zeggen. De volgende dag zou ze er niet meer zijn.
Ik hees Bo weer op mijn rug en liep langzaam terug naar het Palast. Mijn man stond op me te wachten en vroeg waar ik zo lang bleef. "Bo wilde niet slapen," zei ik. Hij kuste het slapende kind op zijn hoofdje, hij sloeg een arm om me heen. Nog was alles goed.
Wat een ontroerende gebeurtenis tussen die twee vrouwen. Als lezer voel je je bijna een voyeur.
Een onheilspellende cliffhanger.
dankjewel!