47 – huwelijksleven

Terug in het Palast begreep ik dat het sprookje voorbij was. Mijn man werd dagelijks in beslag genomen door bestuurlijke aangelegenheden – Hebotva bereidde hem voor op de tijd dat Dunkitaba door hem geleid zou worden – en ik leerde van Ghemma wat er verwacht werd van een Hoge Ma. Al droeg ik die titel natuurlijk nog niet.

Na de geboorte van ons kind zou ik eerst Jonge Hoge Ma zijn. Heel af en toe was ik in de gelegenheid om alleen ergens heen te gaan, om mijn moeder op te zoeken, of Pucima. Ik miste Vulema soms verschrikkelijk. Gelukkig was Jonnama ook al in verwachting, we konden samen over onze kwaaltjes en verlangens praten. Ma had mijn slaapkamer nu als vrouwenkamer ingericht, met kussens langs de wanden. Daar konden we ongestoord en onbespied samen zijn.

In het Palast voelde ik me constant bekeken, het was of ik altijd op m'n mooist en m'n liefst en m'n gehoorzaamst moest zijn. Ik kon er ook niet tegen om niets met mijn handen te doen. Ghemma probeerde me voor borduurwerk te interesseren – er moesten tenslotte ook kleertjes voor de kleine gemaakt worden, en doeken – maar daar had ik het geduld niet voor. Of het deed me te erg aan Vulema denken. Ik wilde zere handen krijgen van riet, ik wilde zelfs beitelen in marmer, ik wilde wel in de keuken helpen of wasgoed uitwringen, maar nee, ik moest rust nemen want het welzijn van de toekomstige erfzoon – hoe wisten ze dat zo zeker? – ging voor alles. Terwijl Jonnama gewoon alles bleef doen en er veel fitter uitzag dan ik.

Mijn man leek zijn interesse in mij te verliezen. Was hij dan niet blij dat we een kind kregen? Natuurlijk wel, lieverd. Ik ben gewoon bezorgd, daarom laat ik je zoveel mogelijk met rust. Jonnama vertelde me eens, giechelend en fluisterend, over haar toegenomen lustgevoelens. Heb jij dat ook? Ik geloof dat ik haar alleen maar stom, verbaasd, heb aangekeken. Wij lagen 's nachts met de ruggen naar elkaar toe. Vaak sloop Kuuksi in de nacht in bed, en vlijde zich tegen mijn buik aan. Ik voelde de baby reageren, zijn handje uitsteken naar het levende wezen aan de buitenkant van zijn wereld. Als ik wakker werd, was zij verdwenen.

Dit bericht is geplaatst in feuilleton met de tags . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *