In de grote zaal van het Palast zaten ze ons op te wachten aan een rijk gedekte tafel: Hebotva, Ghemma en hun zoon. Hebotva stond op en liep naar mijn vader. "Rodva, ik verzoek om de hand van uw dochter voor mijn zoon. Wat is daarop uw antwoord?"
"Graag geef ik mijn dochter aan uw zoon ten huwelijk," zei Va, zoals het hoorde.
De vaders schudden elkaar de hand, de moeders omarmden elkaar.
Mijn verloofde zat nog steeds aan tafel en was al met eten begonnen. Wij namen tegenover hen plaats, ik zat recht tegenover hem, hij keek me aan en glimlachte minzaam. "Welkom, verloofde!"
"Dank u, mijn verlover," zei ik. Ik voelde niets, echt helemaal niets. Alleen, heel even, de hand van mijn broer op mijn arm. Dat, en de aanwezigheid van Kuuksi onderaan de trap, gaf mij nog een gevoel van veiligheid. Een kooi zou zich binnenkort sluiten. En ergens in de woestijn liep een lieve jongen zijn dood tegemoet.
Toen we na het middagmaal met ons gezin terug naar huis liepen, Va en Ma voorop, zei Rodva nog eens tegen mij: "Ik zal op je letten. En als er iets is … als je je onveilig voelt, of ongelukkig … laat het me weten."
Het gaf me geen veilig gevoel, het maakte me bang.
"Waarom wil Hebotva met mij trouwen, denk je?"
"Vanwege je schild in de eerste plaats. Zij hebben recht op het mooiste, in alles. En het lekkerste," grijnsde het smulpaapje er achteraan. Ik porde hem met mijn elleboog. "En ik denk dat zijn moeder jou voor hem uitgekozen heeft. Vergeet niet dat Va hofleverancier is, wij hebben een goede naam. En zoveel te kiezen was er nu ook weer niet."
"En jij? Ben je blij met … hoe heet ze?"
"Jonnama. Haar schild was helemaal van kralen."
Ik kende haar wel van school, een klein, stevig, vrolijk meisje, een jaar of twee jonger dan ik. Daar zou Rodva een fijne vrouw aan krijgen, eentje die hem aan kon.
Ik voelde echt helemaal niets. Belangrijke zin. Krijg het er koud van.
dankjewel!