Om me te kunnen concentreren ging ik vaak met mijn marmerplaat, mijn hamer en mijn beiteltjes de woestijn in. Ten westen van DunKitaba is een zee van oranje zandduinen. Ik verborg me in een valleitje tussen twee duinen en werkte met het puntje van mijn tong uit mijn mond. Het was laat, de hekken zouden bijna dichtgaan, de zon stond al laag. Eigenlijk zag ik het niet goed genoeg meer.
Ik legde mijn gereedschap neer en rekte me uit. Zo stil was het, zo warm en mooi was alles om me heen, mijn handen wilden de vormen van de duinen nastrelen, ik deed het met mijn ogen en knipperde even. Knipperde nog eens. Hoewel er helemaal geen wolken waren, liep er een schaduw over de duinen. Het was ook geen wolkenschaduw. Het leek eerder een zwaardschaduw, of zelfs, als dat bestond, een weg-schaduw. Een eindeloze, brede schaduwstreep liep van links naar rechts over de duinen.
Ik stond op. Ik zette mijn marmerplaat rechtop zodat ik hem niet uit het oog zou verliezen en liep naar de schaduwstreep. Ik verwachtte dat het een zonsbegoocheling was, dat hij wel zou verdwijnen als ik eraan toe was. Maar niets was minder waar. Het bleek een scherpe schaduw. Ik kon ernaast gaan staan, mijn linkerarm uitstrekken, en zien dat die in de schaduw was. Hij voelde zelfs een beetje koel aan. Nog een stap naar links en mijn lichaam was in de schaduw. Van beide uitgestrekte armen waren alleen de handen nog in de zon.
Ik keek omhoog maar ik zag niets in de lucht. Ik draaide me om en om en zag geen einde of begin aan de schaduwstreep. Een zware vermoeidheid overviel me, het leek wel of ik even buiten noorden was geweest toen er getrommel klonk uit het dorp. Ik moest het niet wagen om te laat te komen, het was al heel wat dat ik me mocht terugtrekken voor mijn diploma. En dat alleen omdat Va hoopte dat ik de allermooiste plaat zou produceren. Ik deed het gereedschap in mijn schortzak en trok het zware, warme marmer met zware armen uit het zand. Ik moest het niet wagen om te laat te komen, het was al heel wat dat ik me mocht terugtrekken voor mijn diploma. En dat alleen omdat Va hoopte dat ik de allermooiste plaat zou produceren. Ik deed het gereedschap in mijn schortzak en trok het zware, warme marmer uit het zand. Ik was bijna veertien.
Je verhaal begint me te pakken. Ik zat in de woestijn, die schaduw spannend, maar ook eng.
blij mee!
En verder? 👌👀
dat horen we morgen!
Het wordt spannend!
fijn!
Wat een mooie slotzin: "Ik was bijna veertien." Je voelt het onheil naderen.
Eén zeurtje: de eerste alinea begint met een algemeen verhaal ("vaak") en eindigt met een specifieke gebeurtenis, zonder overgang. Kun je niet beter zeggen: Op een keer, het was al laat, etc.?
goed punt, dat "vaak" kan gewoon weg
Ik neem aan dat je bewust "zonsbegoocheling" hebt geschreven?
jahaa!