Ik heb een schitterend boek gelezen waar twee boekbloggers (Anna en Joke) al een prima bespreking van hebben geschreven. Dus wil je weten waar A Tale for the Time Being over gaat, lees die dan eerst even.
Waar ik het nu over wil hebben, is wat ik noteerde toen ik net over de helft was: sommige boeken verrijken je, andere verarmen je.
Ik begon in dit boek nadat ik Beautiful Animals had gelezen. Dat was niet alleen slecht geschreven, het was ook een boek dat pure tijdverspilling was. Een boek waarvan je niets 'meenam.' In de zin van: kennismaken met een onbekende wereld. Nieuwe gedachten. Invoelbare emoties. Personages om mee mee te leven. Een thematiek op leven en dood. Poëtisch of anderszins bijzonder taalgebruik. Een inventieve structuur. Verwondering. Levensvragen. Compassie.
Integendeel, je had in het gezelschap verkeerd van twee verwende, zich klem zuipende meiden en een generieke Syrische vluchteling, die in een decor waren geplaatst dat zo uit de anwb-gids geplukt leek. Als een schrijver zo'n boek produceert, vraag ik me altijd af wat hem heeft bewogen. In dit geval vermoed ik een ernstig geval van ijdelheid en verveling. Niet een innerlijke noodzaak om de wereld iets moois of belangwekkends te geven. Om – zoals Cameron dat zo mooi uitdrukt – een bijdrage te leveren aan de schepping.
Bij Ozeki kreeg ik zóveel! Ik leerde over de ontstellend verschillende aspecten van de Japanse cultuur, van een feeërieke tempel hoog op een berg tot kamikazepiloten en het leven in Tokyo. Ik was op een eiland aan de Canadese westkust en dacht aan Vancouver Island waar ik zo graag nog ooit heen wil. Ik stond stil bij het begrip tijd, en ik stond stil bij de relatie tussen lezer en schrijver. Ik had medelijden met Nao en haar vader en wenste me zo'n huwelijk als tussen Ruth en Oliver.
En ik wou dat ik zó schrijven kon.