Tot eind november 1990 heb ik in Rijswijk gewerkt. Bij het afscheid kreeg ik zo'n A4tjesboek, met lieve berichten van iedereen. (En toen kindeke geboren werd, kwam er een kolossale doos waarin iedereen een pakje voor de kleine had gedaan.)
En daar zat ik in Oman. Vrouw-van te zijn en moeder-van te worden.
Gelukkig vond ik vrij snel een baantje … als biepjuf.
Er was namelijk de Public Technical Library gebouwd op last van de Sultan, een fraai gebouw in de vorm van de PDO-ammoniet. Van binnen leverde dat een ronde zaal op, met een Arabische zuilengalerij rondom, en een kristallen kroonluchter in het midden van een plafond van zachtgroene, gedrapeerde zijde. Rondom straalsgewijs opgestelde donkere houten boekenkasten en tafels met lederbeklede stoelen erbij op hoogpolig tapijt.
Er waren een kleine tienduizend boeken aangekocht en op alfabet in de kast gezet zodat de Sultan de opening kon verrichten, en wij voerden ze nu in de computer in, beplakten ze met etiketten en zetten ze op nummer volgens het Dewey-systeem.
We liepen daar rond met twee Engelse bibliothecarissen, een Egyptenaar voor de Arabische boeken, een Schotse vrouw, twee Indiase meisjes en een vrouw uit Trinidad.
We maakten er wonderlijke dingen mee. Inderdaad kwam er eens iemand vragen waar al die boeken voor nodig waren als alles toch in de Koran stond. Een andere keer stond ik bij een lage kast etiketten op boeken te plakken, mijn collega’s zaten allemaal in het kantoortje achter de computer. Plotseling stond een groep Omaanse mannetjes-scholieren zich voor mij te verdringen met fototoestellen voor hun gezicht. Tientallen flitslichten ketsten op mij af, ik zei niets, werkte innerlijk ziendend stug door. Waarom moesten wij dan altijd zo beleefd zijn en keurig vragen of we alsjeblieft een foto mochten maken? Er kwam ook eens een groep meisjes, dat was prachtig, al die gesluierde prinsesjes in een kring op de grond.