Dit is niet het eigenste exemplaar van "Janson" waarmee ik mijn kunsthistorische studiën voltooid heb. Dat behoorde aan exgenoot. Dit komt van de rommelmarkt, notabene, zo'n supervlooi in de Frieslandhal of iets.
Want zonder dat standaardwerk in de kast kon ik mij niet als kunsthistoricus presenteren natuurlijk. Al kijk ik er nauwelijks meer in. Af en toe verbaast het me nog wel eens hoeveel ik – ondanks het haperend geheugen – nog paraat heb aan kennis.
Ooit was het belangrijk om te weten wat Kunst was. Nu is het alleen nog belangrijk om te weten wat ik mooi vind, wat mij de adem beneemt. Ik heb op Pinterest een bord "mooi" waar de meest uiteenlopende dingen op staan.
Van Japanse prenten tot wandkleden tot abstracte fotografie tot de Group of Seven tot collages tot beschilderde stenen. Niets ervan staat in Janson.
Het belangrijkste van kunstgeschiedenis is denk ik, dat het je in staat stelt te zien wat mensen maken in welke tijd en onder welke omstandigheden. Tijdgeest. Nog altijd een van de mooiste woorden die ik toen geleerd heb.
kunst
Dit bericht is geplaatst in autobiobibliografie, kunst met de tags marie kondo. Bookmark de permalink.