De lieve somma van €49,95 legde ons vader neer voor Het Grote Filosofieboek. Terwijl je toch zou denken dat de kast al vol stond met de originele werken van ettelijke wijsgeren. Ik nam het mee uit de erfenis omdat filosofie mij vaak de pet te boven gaat. Of liever: over dingen nadenkt waarvan ik denk dat ze er in het licht van het wereldleed niet erg veel toe doen. Hoewel ik filosoferen over kunst dan wel weer erg leuk vind, dus wat dat aangaat ben ik zo consequent als het weer.
Opengeslagen had ik het tot nu toe nog niet. Dat doe ik nu. En ik lees deze zinsneden: "Tegenwoordig kijken we niet meer naar de filosofie voor antwoorden […] we vertrouwen meer op de natuurkunde … " en ik erger me dood. Wanneer is die "we'-mode in de mode gekomen? We zeggen het tegenwoordig allemaal ;-). Matthijs nog gister "we krijgen allemaal geen genoeg van true crime" – en dat om een prachtig pleidooi in te leiden dat Connie Palmen hield om In Cold Blood te gaan lezen, wat ik nu ook serieus van plan ben.
Maar dat alomtegenwoordige "we." Het lijkt wel of iedereen zijn mening wil legitimeren door te doen alsof "we" het allemaal vinden, alsof dat een natuurwet is zoals "we" nu eenmaal allemaal moeten poepen.
En dat in een filosofieboek.
Ik blader verder en zie waardevolle opmerkingen van Bertrand Russell over werk. "De opvatting dat werken deugdzaam is, richt enorme schade aan," luidt het citaat dat erboven staat.
Weet je wat ik doe met het Grote Filosofieboek? Ik leg het op de plee. Ik ga er elke dag – poepen moeten we toch – een stukje in lezen.