Mist

Speciaal voor Vrouwke van S. een verhaal uit een hele oude doos, getiteld "vrouwen in de olie." Geschreven in Aberdeen op 16 februari 1995 (en toch minder gefocust op het verschijnsel koffieochtend dan ik dacht).

Autorijden, boodschappen doen, eten koken, afwassen, elke dag deed Ytie alles in dichte mist. Ondanks de wolk vlak achter haar ogen reed ze nergens tegenop, kon ze in de winkel gewoon denken aan kaas, wc-papier, een cadeautje voor een jarig kind, sherry, zelfs vragen aan een dame met een belachelijk hoedje op waar de theelichtjes stonden. De theelichtjes stonden tussen de koperpoets en de vuilniszakken, niet bij de thee, de koffie en de filterzakjes. De filterzakjes stonden trouwens bij de keukenrollen en de diepvrieszakjes. Ondanks de mist onthield ze al die feitjes die ze na elke overplaatsing weer moest vergeten.

Wit was de mist, op slechte dagen grijzer. Op heel slechte dagen hingen giftige gassen boven borrelende zwarte modder, en konden haar ogen nauwelijks de juiste boodschappen doorgeven aan hersenen die nog functioneerden op een oude routine.

Bang was ze ook. Bij elke pijn, elk hartklopje, elke duizeling wist ze zeker dat het nu afgelopen was. Elk tijdschriftartikel over gezondheid of ziekte bewees dat ze nu dood zou gaan. Doodsbenauwd rookte ze haar nicotinearme sigaretten, meer om zichzelf te bewijzen dat ze er niet dood aan ging dan vanwege het genot. Genot. Bespottelijk woord. Alsof er in de mist ooit sprake was van genot.

Rijdend door straten die nog niet vertrouwd waren, dacht ze aan een spiegelende poster met de tekst 'Ooit een normaal mens ontmoet? En? Beviel het?' die op de spreekkamerdeur van hun huisarts hing toen ze zestien was, en ook zo'n periode van doodsangst meemaakte. Andere mensen vonden haar aardig, rustig (dit was als compliment bedoeld), intelligent, al zou niemand haar nu meer omschrijven als sprankelend of geestig. Niemand zag dat ze waanzinnig was.

Ze was bij school, sloot netjes de auto af, groette vriendelijk een paar medemoeders en zuchtte. Daar kwamen de kinderen.

'Hoe heet jouw mamma?' vroeg een klasgenootje aan haar dochter.

'Ytie,' antwoordde Trees.

'Haha, E.T., wie z'n moeder heet er nou E.T.?'

'Kom, Boudewijn,' riep zijn eigen moeder en lachte Ytie verontschuldigend toe.

De volgende morgen ging ze naar de dokter.

De medicijnen waren een openbaring. Waarom was ze niet veel eerder gegaan? De mist trok op, in haar hoofd werd het rustig en helder. Niets kwaads uit het verleden kwam deze rust verstoren, geen ambities deden het heldere water van haar humeur rimpelen. Rimpelloos werd het bestaan, rimpelloos zag ze er ook uit, goed opgemaakt, gekleed en gekapt. Op koffieochtenden babbelde ze rustig mee over winkelen en uit eten gaan, over kortingen op vliegreizen en over de kinderen. Wat was het gemakkelijk om een echte expatvrouw te worden in plaats van een monstertje uit Outer Space. Eén pilletje voor het slapengaan loste alles op.

Voortaan liet ze zich Yt noemen.

Dit bericht is geplaatst in Niet gecategoriseerd met de tags , , . Bookmark de permalink.

1 Reactie op Mist

  1. Ellen schreef:

    wat een verschil, what's in a name en what's in a pil? Mooi contrast in beide delen van het verhaal. Ik zie het zo voor me, die mist, voel de moeite van het bestaan van Ytie.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *