236 – in het kamp (2)

"Wat je ook kunt doen," vervolgde de vrouw, "is hier van de brug springen, en later weer de Heerweg nemen. De Rondweg is een spiraal, hij kruist de Heerweg meerdere keren. Onderweg kun je dan nadenken of je je nog steeds aan je gelofte wilt houden."
Ze keek ook mij dringend aan.
Ik wist zeker dat dat niet mijn weg was, niet nu. Ik moest me precies aan de geboden houden om later recht van spreken te hebben. Maar Roosma? Dat mooie, jonge kind?

"En als mannen van de brug springen?" vroeg ik, denkend aan de mannelijke pelgrims.
"Die vallen meteen te pletter," zei de oude vrouw. "Mannen kunnen de Rondweg pas nemen als ze de hele Heerweg hebben afgelegd."
Ik dacht aan Burman. Misschien was het anders als je reisdoel niet de Rots was. Zou hij Ukufila inmiddels bereikt hebben? Had hij Otta gevonden?
Roosma peinsde en peinsde, ze kwam er niet uit.

Mijn muntlitteken schrijnde weer. Zouden mijn kruispuntkorrels ook voor haar werken? Ik groef het potje op, en strooide de inhoud op het zijden zakje. Gefascineerd keek ze toe. Heel gedecideerd sloten zich drie van de vier wegen. We moesten terug naar de Heerweg.
We dankten de oude vrouw voor haar wijsheid en voor de thee, we kregen elk een stuk brood mee, ik pakte Kuuksi van de schapenvacht en werd beloond met een haal over mijn hand.

Door de mist liepen we zwijgend terug naar de Heerweg. Prompt werden we ondervraagd: "Wat moesten jullie daar?"
"Dat hoor je niet te vragen aan een vrouw," zei Roosma koninklijk, en de man keek gegeneerd en een beetje viezig van haar weg. Die blik bracht me Wasmeisje weer in gedachten, dat arme kind met haar gevlekte kleding, hoe ver zou zij inmiddels zijn?

Een eind verderop stuitten we op een grote groep in het wit geklede meisjes die daar kennelijk werden tegengehouden. Door de mist zagen we aanvankelijk niet wat er aan de hand was, maar toen hoorden we getrommel. De meisjes joelden mee in de maat, en we zagen een stoet aankomen, rijk uitgedoste wachters te paard, twee stralend witte meisjes op ezels. De Tweede Meisjes van IzwiLamanzi, hoopvol en onder de indruk. Ze werden blij onthaald door hun zusters, ze vermoedden nog niets. De herinnering aan Vulema kneep mijn hart samen.

Dit bericht is geplaatst in feuilleton met de tags . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *