We gingen weer op pad. Het was opvallend hoe de meeste reizigers – lopend, te paard of kameel – naar het noorden gingen. Maar een heel enkele keer kwam ons een kar tegemoet, meestal volgeladen met goederen, in kisten of zakken. Als er al een mens naar het zuiden liep, dan was het een wachter, of een man die op een pelgrim leek. Vrouwen reisden allemaal naar het noorden en ik dacht er achteraan: hun dood tegemoet.
Natuurlijk kon ik dat niet weten, maar de gedachte bleef bij me. Ik probeerde te blijven genieten van het nieuwe, het mooie dat ik zag, de majesteitelijke bergen in de verte, de warme wollen kleding die te koop werd aangeboden … het idee van de rieten slaapmatjes kon ik wel laten varen, het werd veel te koud om nog aan buiten slapen te denken. Ik probeerde Roosma niets te laten merken van mijn bange gedachten, in die zin was het alsof ik opnieuw een kind had.
Maar Roosma was niet gek, ze zei: "Als jij straks liever de Rondweg neemt …"
"Natuurlijk niet," zei ik direct, en vol overtuiging. Ik kon alleen maar hopen dat Vulema iemand als mij was tegengekomen, iemand die op haar paste. Had ze genoeg geld bij zich gehad? Anders waren de problemen al veel eerder begonnen. Misschien was ze ook in een groep opgenomen, stelde ik mezelf gerust.
Roosma kneep even in mijn hand.
De dagen erna verliepen zonder veel bijzonderheden. Ik heb een paar keer een aantekening gemaakt, over het weer, over de afstanden die we aflegden, over de drukte in herbergen of Hemra's. Niets dat iets weergeeft van de sfeer, van de zwaarte van zo'n route, kaarsrecht naar het noorden maar steeds bergopwaarts, geen respijt behalve een enkele rustpauze, waarop ik vaak uitkeek of ik Wasmeisje zag.
Iets anders wat me bijstaat, is hoe de stemming veranderde naarmate we dichter bij HarstaMarkaz kwamen. Er patrouilleerden meer wachters. Zodra we ergens gingen zitten om even te rusten of iets te eten, werden we gecontroleerd. Roosma had een soort natuurlijke autoriteit vanwege haar afkomst. Ik besefte dat ik dat nooit had kunnen aanleren. Na al die jaren vroeg ik me nog steeds af waarom ze mij als Jonge Hoge Ma hadden uitgezocht.
Je woorden brengen de tranen weer naar mijn ogen. Proberen dapper te zijn, als je niet weet op welke manier het goed zou kunnen eindigen, is zo moeilijk.
Wat verwoord je het weer mooi, Hella.
dankjewel Lianne!