3 – beitelen

Om de letters van ROTS goed te verdelen over het oppervlak moesten we eerst met houtskool een kruis tekenen, om vervolgens in elk vakje een letter te zetten. Toen opende de dogman zijn gereedschapskist. We kregen een hamer en een kleine beitel. Dogman pakte zelf ook een kleitablet en deed ons voor hoe we het gereedschap moesten vasthouden om er – heel voorzichtig, de steen mocht niet breken – kleine gleufjes in te beitelen.

De lucht werd gevuld met getik, heldere tikjes van hamer op beitel, doffe tikjes van beitel in steen. Beitel, bijten, dacht ik, de beitel hapte de letters uit de kleisteen.

"Yima, de beitel iets schuiner!" riep de dogman, en van schrik kreeg mij O een staartje.
De tranen sprongen in mijn ogen bij de gedachte dat ik een onvolmaakte steen mee naar huis moest nemen.
Dogman zag het. Hij rommelde in zijn gereedschapskist en gaf me een houten balkje. Ik moest wat zand over mijn steen strooien en het staartje, dat gelukkig niet erg diep was, wegvijlen. Er zou alleen een kleine holling in de steen zijn, die net zo goed aan de steen zelf kon liggen. Al wist ik zelf natuurlijk beter, maar dat ging niemand iets aan.

Gelukkig had ook niemand gezien dat mijn sluier door mijn abrupte beweging naar achteren was geschoven, ik trok hem snel weer naar voren.
Ik heb wit haar. Bijna niemand wist dat. Meisjes bedekten buitenshuis hun haar, en ik deed ook bij Vulema thuis mijn sluier niet af. Haar moeder vond mij een voorbeeld. Ik liet het maar zo. Of ik zei dat ik hem zo lastig weer goed omkreeg. Wit haar was raar. Iedereen had zwart of heel donkerrood haar. Va zei dat iemand in de familie van Ma vast een noorderling is geweest. Omdat de Rots in het noorden ligt, associeerde ik dat als kind met iets goeds.

Dit bericht is geplaatst in feuilleton met de tags . Bookmark de permalink.

2 Reacties op 3 – beitelen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *