Dit is weer zo'n boek uit mijn kunstgeschiedenistijd. Toen ik het ging studeren wist ik als ieder ontwikkeld mens wel iets van gotiek en barok enzo, en van Rembrandt en Van Gogh. Maar er waren zoveel dingen waar ik nooit van gehoord had, waarvan ik mijn hoofd tijdens de colleges voelde openbloeien, groter worden, van de magie en de schoonheid.
Ik had dat met de vroegchristelijke en de romaanse kunst vooral. Juist die tijd van wat voordien de "duistere" middeleeuwen waren, bleek van een diepzinnige en schitterende schoonheid. Niet het tonen, maar het schouwen stond voorop, zo leerde ons mevrouw Madou.
Nog altijd speurt mijn oog in vreemde steden (of Friese en Groningse dorpjes) naar sporen van romaans, en springt mijn hart op bij het eerste het beste boogfries dat ik ontwaar.
Ik geloof ook niet dat er tegenwoordig nog zulke degelijke boekjes worden uitgegeven, met niet alleen plaatmateriaal, maar ook een wetenschappelijk verantwoorde tekst, voorzien van kaarten, plattengronden en noten. Een schatkamertje. Een virtueel reisvoertuig.
boogfriezen
Dit bericht is geplaatst in autobiobibliografie, kunst met de tags marie kondo. Bookmark de permalink.