Ik heb later niets meer van Monika van Paemel gelezen, maar dit is een van de vroege literaire schatten in mijn bezit.
Nu sla ik het open en opnieuw springen de overgeschreven woorden via mijn ogen mijn hart in en ik weet nog wie ik was toen ik ze overschreef, en ik weet wie ik nu ben, alles zovaak overschreven en toch alles – tegelijk – waar. Zo'n boek dat bijna een extra lichaamsdeel is.
En die ene zin die me altijd bijbleef (zo'n zin waarom je schrijver wilt worden): "Augustus staat iedere morgen met een natte neus in het gras."