Erwin Mortier – Wat voorbij is, begint pas : lichtzinnige meditaties over het schrijven.
Mortier zou er niet als een rustige boekhouder uit moeten zien maar als een kalief in een juwelenflonkerende mantel, zo prachtig zijn de zinnen in dit boek. Ik zou het uit m'n hoofd willen leren, of het tenminste overschrijven om met de citaten mijn kamer te kunnen behangen.
Hij vertelt over de boekenkasten in zijn grootouderlijk huis, over het lezen als een vesting, het enige hemelse Jeruzalem waarin hij kan geloven. Hij vertelt hoe de cultuur van verzwijgen hem juist tot schrijven heeft gebracht. Hij vertelt over het schrijven: hoe een boek zich "als een wonde" dichtschrijft, waardoor alle andere mogelijkheden worden uitgesloten.
Hij spreekt over de grote Vlaamse schrijvers, over de taal van Claus en Boon en Walschap. Hij doet dat niet als een recensent die de bekende definities op hun werken loslaat (de Grote Verkavelaars der Literatuur), maar als iemand die de woorden opneemt in zijn bloedbaan en onderzoekt wat ze met zijn lichaam doen, met zijn hart en met de bouw van zijn hersenen.
Hij leest schrijversdagboeken, en gaat met de schrijvers in gesprek. Met Virginia Woolf, en hij is net zo verrukt als ik was van haar idee dat een schrijver achter zijn personages flonkerende grotjes moet uitgraven. Hij maakt duidelijk hoe het idee van golven (The Waves) door haar werk stroomt, en door haar manier van schrijven. Ze liet het opkomen als een branding in haar hoofd, en luisterde naar de golven.
Hij praat met Oek de Jong, en over de durf om de wereld eerst en vooral te durven zien of horen 'gebeuren.' De onbewogenheid van de schrijver. Dat sluit deernis, verontwaardiging en inleving niet uit. Dit is een pleidooi om kunst niet te laten verworden tot een getoonzette maatschappijkritiek, die zich uitspreekt over de hete hangijzers van het ogenblik, de hitsige wanen van de jongste dag.
Hij verzet zich tegen de hokjesgeest in Literatuurland, die het zo nodig vindt om geschriften naar genre in te delen. Is het poëzie, is het proza?
Doet het terzake? Hij verzet zich tegen het criterium van de vernieuwing. Is er een lineaire ontwikkeling in de kunst? Natuurlijk niet. Voorgangers kunnen na ons komen, en navolgers voor ons.
Het genot, het mysterie, de taak, het doel, het (on)vermogen van het schrijven – dichter daarbij dan in dit boek kun je niet komen.