We liepen door naar een groot afdak, waaronder in het midden een vuur brandde, en rondom straalsgewijs lange tafels stonden, waaraan mensen zaten te eten. Meer vrouwen dan mannen, zo leek het, en maar een paar kinderen. Qanma wees me een plek vlakbij het vuur en zij haalde eten voor ons – een dienblad op haar hoofd met een dikke vissoep en twee kommen vol geitenmelk. Kuuksi wilde op tafel springen, ik hield haar tegen maar van Qanma mocht het, "een beest met zó'n naam …"
Onze tafelgenoten keken nieuwsgierig mijn kant uit, maar Qanma gebaarde: eerst eten. Toen zij klaar was, stond ze op en vroeg de aandacht van het complete gezelschap.
"Qluizinnen en Qluizers, we hebben een gast. Yima uit … waar kom je vandaan Yima?"
"Uit Registana," zei ik. Al voelde het helemaal niet meer alsof ik daar vandaan kwam. Dan kwam ik nog eerder uit Barraspira, of zelfs uit Spirabyad.
"Welkom Yima," zei Qanma. Kuuksi draaide rondjes om haar benen, Qanma pakte haar op en zei: "Welkom Kuu Ksi!"
Er klonken uitroepen van verbazing en haar naam zoemde rond als een strijdkreet: Kuu Ksi Kuu Ksi Kuu Ksi!
Daarna ging iedereen terug naar haar of zijn eigen hut, of qluis, zoals het hier heette. Qanma nam me mee naar de hare. Ik mocht eerst slapen, morgen zou ze mij alles vertellen, en ik haar.
In de ochtend zag ik hoe Qlusewar boven het zeewater uitstak als een zachtronde heuvel, bedekt met helmgras en stekelige struikjes. Buiten de cirkel van glinsterhutjes zag ik geiten rondstruinen, die de heerlijke melk produceerden die we ook bij het ontbijt weer kregen.
We zaten voor Qanma's huisje in de zon, Kuuksi kreeg haar eigen schoteltje melk, de vrede was onvoorstelbaar. Nog maar zo kort geleden was ik in levengevaar geweest, had ik in een bootje gelegen dat stonk naar dood en verderf, had ik het dodeneiland aanschouwd. "Wat een verschrikking," zei ik hardop en huiverde in het warme licht.
"Thiarchia?"
Ja, knikte ik. "Hoe kan het dat niemand dat weet?"