"Mijn moeder mocht niet mee. De Opperva vond het niet goed." Iets wat voelde als gewelddadigheid stroomde via onze handen naar mijn hoofd, iets verscheurends, bloederigs.
Ik probeerde uit te rekenen wie die Opperva was geweest. De vader van Hebotva die Opperva was toen ik met zijn zoon trouwde? Ik dacht terug aan het verhaal van mijn vader over de bouw van Dunkitaba, ontworpen door Hebotva de Eerste. Hoewel mijn schoonvader eigenlijk best een vriendelijke man was geweest, liep er natuurlijk door alle Hebotva's die machtswellust, die onwrikbare zekerheid dat hun overtuigingen de juiste waren.
Uit wat tante Wizma zei, leidde ik af dat ze zelf niet wist dat ze een Tweede Meisje was. Ze had nog steeds mijn hand vast, maar het stromen werd minder. Tiarva wilde haar nog wat water geven maar Clarma zei: "Laat maar. Het wordt misschien te pijnlijk."
We namen afscheid, ik gaf haar een kus, mijn witte moeder.
Tiarva ging met ons mee naar buiten. Op de bank voor het huis gingen we zitten. De fontein bruiste, het rook nu ook naar appels.
"Het is leeswater," zei Tiarva. "Als twee mensen het drinken, kunnen ze elkaars gedachten een beetje lezen."
"Weet jij wat er gebeurd is met mijn grootvader?"
Tiarva knikte. Het pleintje was leeg, maar hij praatte heel zachtjes. "Mijn vader heeft het mij verteld. Hij kan het zich nog héél vaag herinneren, hij was een jaar of drie, vier. Midden in de nacht zijn ze voor hem gekomen, voor Yiva. Ze hebben hem ter plekke vermoord."
"Hier?"
"Hier. Toen Wizoma bij de deur kwam, hebben ze zich aan haar vergrepen."
Ook zonder leeswater voelde ik zijn diepe haat. Die zich vermengde met angst. Zó lang na de tijd konden ze je toch nog steeds vinden en kapot maken.
"Wie heeft er toen voor je grootmoeder en je vader gezorgd?"
"Ze zijn naar de Goede Vader gebracht," zei Tiarva. "Ze hebben daar gewoond tot hij volwassen was."
O, Hella, wat is dit weer een heftig stukje. Ik heb het twee keer gelezen, voor het echt goed doordrong.
In de eerste zin, 'Mijn moeder mocht niet mee.' zit nog een beetje genade. Vader mocht blijkbaar wel mee. Des te pijnlijker is de laatste alinea, waar blijkt dat er niets mocht, dat ze de pijn van het weten het arme Tweede Meisje niet hebben willen aan doen. Maar dat er toch zoveel pijn en haat in het oude mensje zit, geeft aan dat ze wel weet. Nog steeds weet.
Wat een verdriet. Het grijpt me aan en vloeit via jouw woorden ook naar mij.
dat is een groot compliment, dankjewel!