122 – buren (2)

Ik had ook aan de andere kant een buurvrouw, maar zij hield zich afzijdig, ik had me nog niet eens aan haar voorgesteld. Letifam vertelde me op zachte toon dat Blufams man samen met die van mijn voorgangster in de Visietunnel zat, en dat mijn voorgangster – ik herinnerde me de blik op Morfams gezicht – van de stadsmuur was gesprongen nadat ze haar man een keer had mogen bezoeken. Blufam had haar gevonden op het dak van haar borg.
Niet op die van mij, dacht ik meteen, en schrok weer van de wreedheid die overleven heet.

"Waarom dan?" vroeg ik aan Letifam.
"Ze kan het niet meer vertellen," zei Letifam, haar hoofd gebogen over de nap die ze aan het schuren was. "Maar je hoort de vreselijkste dingen. Dat de gevangenen vol gaten zitten."
"Waarom zit jij hier?" vroeg ik.
Ik had haar de gekuiste versie van mijn verhaal verteld, zoals ik het ook aan Fegman had gedaan.
"Burman is dood," zei ze, nog steeds met gebogen hoofd.
Terwijl mijn handen hun werk deden – het oprollen van het dunne riet, het vlechten van het touw – vroeg ik aarzelend of ze er meer over wilde vertellen, maar zonder opkijken schudde ze haar hoofd.

Het was op een zoele avond dat ik Blufam eindelijk sprak. Ik had een vieze doek van Bo uitgewassen en hing hem over het wasrek dat op het dak van mijn borg stond. Blufam zat op het muurtje van haar eigen dak met een kom thee, starend over de donkere, stille stad. Achter de muur hoorde je wel geroep en gekwebbel van het kamp van de Tweede Meisjes.
"Dag," zei ik.
Blufam keek op. De borgen stonden net niet tegen elkaar aan, we konden handen schudden over het gat heen.
"Blufam."
"Yifam."
"Ben je al een beetje gewend?"
"Woon je hier al lang?"
De geijkte vragen. Maar haar blik brandde. Zelfs haar mond leek te branden van onvertelde gruwel. Ik hoorde Bo roepen, hij was niet lekker. "Ik moet naar beneden," zei ik. "Spreek ik je later?"
Ze keek me aan en knikte.

Dit bericht is geplaatst in feuilleton met de tags . Bookmark de permalink.

2 Reacties op 122 – buren (2)

  1. Lianne Hartman schreef:

    Wat een fijn hoofdstuk, vol met vragen en halve antwoorden. En wat heerlijk geschreven, net zo voorzichtig als Yima zelf is. Ik twijfel alleen over die zin aan het einde: Spreek je later? Dat voelt als wel heel erg modern taalgebruik. Ik zou er een ik tussen zetten.
    Maar verder word ik hier zo blij van.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *