We hoorden Schorre Clif voor we het zagen, een enorm gekrijs van duizenden vogels vulde de lucht. Niet veel later verschenen de hoge kliffen waaraan het eiland zijn naam dankte.
"Er is maar één opgang," zei Rotiva. We voeren om het eiland heen, over een gelukkig kalme zee. Anders kon je hier zo tegen de kliffen gesmeten worden. Aan de oostkant, daar waar alleen de Naamloze Zee is, waar verder geen landen liggen – voor zover ik wist – daar was een inham met een klein strandje. Ook hier was het gekrijs oorverdovend, en de scherpe, vieze geur van vogelpoep vulde mijn neusgaten. De kleine Mia, die vol vertrouwen tegen me aan geleund zat, wees naar de lucht die ook vol vogels was.
Rotiva roeide de boot zo dicht mogelijk naar het strand. Hij stapte het water in en hield de boot vast terwijl ik van boord stapte. Zelf tilde hij zijn dochter eruit, en bracht haar met grote stappen naar het strand. Ik volgde. Naast mij zwom een mager beestje dat eenmaal aan land zich uitschudde en tot mijn grote vreugde Kuuksi bleek. Geen idee hoe ze het elke keer flikte, maar ze gaf me zo'n gevoel van kracht en onverzettelijkheid, van slimheid en ook van vertrouwen dat het ooit goed zou komen met ons, met ons kleine, nu uitgebreide familietje.
"Zo," zei Rotiva tegen Mia, "jij blijft nu bij tante Yima. Zij wordt je nieuwe Ma."
Ik wilde zeggen dat ik Stijma heette, maar opeens dacht ik: Ik ga nooit liegen tegen dit kind. Ik ga haar niet volproppen met verhaaltjes waar ik zelf niet in geloof. Misschien gaat ze me Ma noemen, dat is aan haar. Ik ben Yima van Rodva! Dat Bo's naam niet klopte was van later zorg.
"Va weg? Va komt morgen weer?"
Ik pakte haar handje en zei: "Nee, Va komt niet weer terug."
Ik keek Rotiva aan, hem uitdagend om het uit te leggen. Maar laf keek hij van me weg. Zonder nog een woord te zeggen plonsde hij terug naar de boot. Zonder nog te zwaaien roeide hij weg, de Naamloze Zee op. Ik wenste dat hij erin verzuipen zou.
Dat je Kuuksi mee laat reizen is een troost.
ja, voor mij ook