"Rotiva en Jirma, jullie hebben vandaag de zware maar prachtige opdracht om een offer te brengen aan de Grote Hemren. Besef dat jullie dat doen voor hem, maar ook voor de voorspoed van ons allen. Opgelost in het water van ons Graysameer zal jullie tweede meisje onmiddellijk worden opgenomen in zijn heerlijkheid. Laat de tranen die jullie plengen tranen van vreugde zijn."
Ze knielden neer aan het einde van de steiger en lieten het spartelende bundeltje zakken in het water. Ik wilde het uitschreeuwen, maar hield me stil zoals iedereen.
Kuuksi gaf me een kopje. Even was de aandacht van iedereen, ook van Gruva, bij de verwijdende kringen op het water. Vlug sloop ik achter haar aan, terug naar het magazijn. Gelukkig, de draagzak lag nog naast mijn bed. Ik zette Bo erin en hees hem op mijn rug. Ik hing het schild aan mijn armband. Daar waren de zware voetstappen van Gruva al. "Wat moet dat?"
"Me klaarmaken voor de reis?" zei ik onschuldig.
"Meekomen."
Waar alle mensen zo gauw gebleven waren, ik had geen idee. Terug in hun huizen, aan het werk op de kleine akkers die ik hier en daar tussen de bomen had gezien? Het was onvoorstelbaar stil en doods. We liepen langs het meer en ik huiverde bij de gedachte aan wat er daar op de bodem moest liggen. Ik vroeg me zelfs even cynisch af of het niet humaner was, wat ze hier deden. Meteen maar opruimen, zo'n nutteloos mens, in plaats van haar als ze volwassen was het dorp uit jagen, de woestijn in.
We stopten aan de overkant van het meer bij een huis. Gruva klopte op de deur. De ondoorzichtige man deed open, en noodde ons binnen toen hij Gruva zag.
In de hoek van de kamer lag zijn vrouw op een bed. Een klein meisje zat bij haar, ze aaide haar moeder onbeholpen over het haar.
"Jirma en Rotiva, Middelgront dankt julle voor jullie offer."
Geen van beiden zeiden ze iets terug.
Gruva schraapte zijn keel. "Dit hier – dat was ik – is Yima van Hebotva van DunKitaba. Een jonge hoge Ma die haar familie ontvlucht is. In Takasan wacht een escorte om haar terug te brengen. Jij hebt de beste boot, Rotiva. En vanwege jouw offer van vandaag leek het me ook een eervolle taak om haar weg te brengen."
Niet dat Rotiva er iets over in te brengen had. Hij knikte.
Gruva keek mij aan met een triomfantelijke blik, duidelijk met zichzelf ingenomen dat er vanaf zijn eiland zo'n belangrijke missie zou worden volbracht. En met iets van walging ook, voor een vrouw die zoiets krankzinnigs had gedaan. Maar niemand zei verder iets, dus met een kort "goede reis" verliet hij het huis. Geen oog voor de pas bevallen vrouw die daar in een hoek lag, nog nauwelijks bevattend wat er was gebeurd. Dit was toch erger, bedacht ik. De moeders van DunKitaba konden tenminste nog de hoop houden dat hun dochters nog leefden, ergens. Zou mijn moeder dat hopen? Of haatte ze me, nu ik de dood van Rodva op mijn geweten had?
Het mag dan fictie zijn? Jouw verhaal maar de essentie is van alle tijden.
Ja, naar aanleiding van mijn frustratie over het wereldleed zei iemand: maak er fictie van! En ik dacht: dat doe ik in feite al.