81 – het potje met het kruisje

Bij de vuurplaats bakte ik snel de visjes. Moest ik ze meenemen naar mijn cel? Een medekookster verzekerde me dat ik ze gerust kon achterlaten. Niemand zou ooit iets wegpakken dat het eigendom van een Hemrenva was. Rijst en tomaten zou ik later klaarmaken. Nu eerst terug naar mijn cel. Waar in elk geval niemand me kon zien. Ik zette Bo op het kleed, legde een paar steentjes voor hem neer om mee te spelen, en ging toen met mijn hand in de draagzak.

Mijn vingers sloten zich om een van de potjes. Die met het kruisje erop. Ik deed het deksel eraf. Er zat een klein zijden zakje in. Ik knoopte het touwtje los en zag piepkleine glazen korreltjes. Kleine kraaltjes leken het wel, maar ze hadden geen gaatjes. Ik goot ze op mijn hand die nu prikte en tintelde. Met mijn andere hand legde ik het zakje op het kleed en streek het glad. Daar goot ik de korreltjes bovenop. Een bergje, als een bergje meel. Het bergje zakte in, als een vulkaan met een krater. Het bergje splitste zich, het verhaal van Horva kwam me voor de geest, het bergje splitste zich nogmaals, een plat brood dat in vieren gesneden was. Toen sloten zich drie van de vier armen van het kruisje. Een weg bleef open. Ik probeerde me te oriënteren … daar lag de Naamloze Zee. Op de een of andere manier moest ik proberen door die uitgang te komen.
Ik goot de korreltjes weer op mijn hand en deed ze terug in het zakje. Touwtje erom, potje dicht, klaar. Voor de zekerheid nam ik opnieuw een drupje Helvarderaflu. Horva mocht niet merken dat ik iets van plan was.

Een paar dagen liet ik verstrijken. Niet alleen om de indruk te wekken dat ik blijven zou, dat ik dankbaar was voor het onderdak mij geboden, maar ook omdat het nu pas tot me leek door te dringen wat ik gedaan had. Mijn hele comfortabele leventje opgegeven, voorgoed alles achter me gelaten wat me vertrouwd was, mijn familie die misschien zou moeten lijden onder mijn ontsnapping … Ik dacht aan mijn dapper broer, zou hij veilig thuisgekomen zijn?
En wat moest ik met de rest van mijn leven en dat van Bo, zou ik ooit ergens veilig zijn, en in staat voor ons beiden te zorgen?

Automatisch verrichtte ik de taken die het leven van een dienares op Kraeckten San uitmaakten. Ontbijt brengen, naar de rots lopen, daarna boodschappen doen, eten klaarmaken, Horva's hut schoonvegen, mijn cel een beetje netjes houden, kleren wassen …
Ik nam elke dag een drupje Helvarderaflu om het vol te houden, om een willoze handpop te zijn.
Wat niet wegneemt dat ik wel mijn ogen openhield.

Dit bericht is geplaatst in feuilleton met de tags . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *