Toen ik op Langen San aan land stapte – door het water, broekspijpen en sandalen nat, sjouwend met het kind, naar het strand – vroeg de schipper om zijn beloning. Ik wilde munten onder uit de draagzak vissen, maar hij wees opnieuw naar mijn schild. Ik zette Bo op de grond en haakte het los. De schipper zei: "Maak open dan!" alsof hij weet had van de kostbare materialen die erin verwerkt waren. Zijn begerige ogen schoten meteen naar het parelmoer van Langen San. Ook al kwam het hier vandaan, kennelijk was het voor hem toch bijzonder om te bezitten. Of te verhandelen, dat kon natuurlijk ook. Met pijn in mijn hart pakte ik mijn scherpe rietvlechtersmes. Het paneeltje van Langen San zat rechtsboven, ik wilde het lossnijden toen alles begon te bewegen, ritselig te verschuiven over de rieten ondergrond.
Langen San schoof naar Wigle, Helvarderaflu schoof naar Wyda Moor, rivieren verschoven naar heerlijkheden … en opeens zag ik als een visioen de reis die voor mij lag, daar op het koude, donkere strand van Langen San. De Zanden verdrongen de rivieren, de eilanden verdrongen de Zanden, alle logica leek verdwenen.
De schipper hield Langen San in de gaten, het parelmoer glansde begeerlijk. Voorzichtig sneed ik het riet door waarmee het paneeltje op de vier hoeken (opnieuw) bevestigd was, en overhandigde de schipper zijn beloning. Hij klotste terug naar zijn boot, haalde het anker op, zwaaide nog even, achteloos, alsof het zijn nachtelijks werk was, jonge vrouwen wegbrengen.
Ik liep met de bevuilde doek naar de vloedlijn en spoelde hem uit, zo goed en zo kwad als het ging. Ik wrong hem uit en trok hem door een van de vele lussen aan de buitenkant van de draagzak. Ik hees hem weer op mijn rug. Bo zat alles met slaperige oogjes aan te kijken. Ik hing het gehavende en veranderde schild terug aan mijn armband en tilde hem op. Nog even keek ik over de zee. Zag ik in de verte het Palast boven de horizon uitsteken? Dat kon haast niet. Maar alleen het idee al maakte me bang. Hoe snel zouden ze me achterna komen?
Met Bo's slapende kopje op mijn schouder begon ik de witte duinen te beklimmen. Kuuksi huppelde voor me uit, een witte kat die ik bijna alleen kon onderscheiden door haar schaduw.