Zo snel ik kon liep ik de route naar de kreek, tot ik besefte dat ze me wel heel gemakkelijk konden achtervolgen dan. Maar hoe anders? Ik mocht niet verdwalen. Hijgend bleef ik staan. Terugkeren was ook geen optie. Zodra ik dacht aan hoe mijn man onze zoon op het bed gesmeten had, wist ik zeker dat hij Bo iets zou aandoen. Kuuksi mauwde ongeduldig, haar oortjes gespitst. Ik hoorde wat zij hoorde. De zware, snelle stappen van een kameel. Er zat niets anders op, ik verliet het pad.
Kuuksi rende rondjes om me heen, als om mijn voetsporen uit te wissen. Ze leidde me naar een klein zandduintje dat oprees uit de kale vlakte. Daar konden we achter schuilen, hopend dat de wachter alleen vooruit keek en vooruit reed, in de richting van de kreek en de zee. Het gestamp kwam heel snel naderbij, ik durfde niet boven het duin uit te kijken, zat alleen maar met gebalde vuisten te hopen dat Bo stil zou blijven. Het geluid stopte.
Een stem schalde door de nacht: "Yima!"
Ik durfde mijn oren niet te geloven. Was het mijn broer? Nogmaals die stem. "Yima, kom hier! Schiet op! Ik breng je!"
Gauw naar hem toe, het zand kil aan mijn voeten. De kameel zat al, ik kon zo achter Rodva's brede rug opstijgen. Wat een geluk dat hij in zijn jeugd eens had meegedaan aan de kamelenraces. Maar hij moest het beest stiekem uit de omheining gehaald hebben, hoe dan?
"Een van de wachters was dronken, hij was met Hebotva mee wezen feesten, ze zouden samen op zoek gaan. Die vent gleed van zijn kameel en die ging er vandoor. Hebotva zelf was te dronken om te reageren, ik ben de poort uit geslopen, en het lukte me om het beest in te halen. Ik breng je naar het strand en ga dan zo snel ik kan terug, als ze mij betrappen … dat kan ik Jonnama en Va en Ma niet aandoen. Dit is al …"
Ik legde mijn handen boven zijn heupen en mijn wang tegen zijn rug. Mijn broer was een held. We stampten langs de kreek, in de richting van de zee.
"Op het strand vind je wel een boot naar Langen San," riep hij achterom. "Ik heb nog wat geld voor je."
Vlakbij het strand begonnen de duinen weer. Heel wit leken ze in het maanlicht. Rodva stopte, de kameel ging zitten, ik steeg af. Rodva gaf me nog een handvol munten, ik gaf hem een kus, toen schommelde het beest weer omhoog en even later waren ze verdwenen. Pas nu leek Rodva te registreren dat hij half door me heen kon kijken, hij gaf me een handvol munten en verwachtte haast dat ze door mijn hand zouden vallen. Maar hij zei niets, ik gaf hem een kus, toen schommelde het beest weer omhoog en even later waren ze verdwenen.
En nu hebben we zorgen om twee personen. Blijft de heldendaad van haar broer ongestraft?
Puntje: Terugkeren was ook geen optie. Ik zou het woord ook weglaten, dat maakt de zin sterker.
je hebt gelijk
Kan Rodva haar zien? Schrikt hij niet van haar bijna onzichtbaar zijn?
goed opgemerkt! daar moet ik nog even over nadenken
ik heb nu de laatste zinnen aangepast