44 – bruiloftsfeest 3

Va nam plaats naast Ma, die nu ook in een japon was gehuld, van dezelfde stof als die van Ghemma. Zij en Hebotva zaten tegenover mijn ouders, en hun zoon, mijn aanstaande, stond voor hen. Op een teken van de Dienaar schreden we naar elkaar toe, in het midden van de zaal. Daar lag nu een wit, hoogpolig rond kleed, waarop we naast elkaar neerknielden.

De woorden van de Dienaar klonken me bekend in de oren. Ik slikte ze voor zoete koek, ik kon alleen maar denken aan hoe we 's avonds samen zouden zijn, en ik de geheimen van het huwelijk zou leren kennen. Ik rook mijn man naast me, een zoete, donkere geur, iets van tabak en wierook en jasmijn. Zo heel anders dan de werkmannenzweetlucht waarmee Rodva en Va het huis 's avonds vulden.

De Dienaar sprak: "Een man zorgt voor veilige huizen. Een man zorgt dat zijn kinderen alleen de rechte weg kunnen volgen. Een man onderricht zijn kinderen in de wetten. Een man straft de wettelozen. Een man sluit of opent de deuren. Een man ontwikkelt de talenten van zijn kinderen. Een man moet altijd zonder blaam zijn en is altijd zonder blaam. Een man staat boven de wet want hij is de wet. In alles staat de man boven de vrouw. Yima van Rodva, erken jij de geboden?"

"Ja," zei ik. Mijn stem helder, mijn binnenste overtuigd.

De Dienaar overhandigde aan Hebotva mijn armband. Ik stak mijn linker arm uit, en hij schoof hem omhoog, tot boven de elleboog. Het goud voelde koud als een slang. De aanraking van zijn vingers op mijn huid doortrilde mijn hele lichaam. We stonden op.

Toen liepen mijn ouders met mijn schild op me toe. Ze hingen mijn schild aan de armband, aan de kop van de slang die mijn bovenarm omkronkelde. Ghemma en Hebotva brachten mijn man zijn speer. Wij stonden naast elkaar en bogen voor de Dienaar.

"Hebotva en Yima van Hebotva!" Hij riep het als een heraut. Hij liep naar het balkon van de grote zaal, dat uitkeek over het marktplein van Dunkitaba, en riep nogmaals, luider: "Hebotva en Yima van Hebotva!"

Op het plein ging gejuich op, dat aanzwol toen wij het balkon betraden. Er klonk getrommel en gejoel, het hele dorp was blij voor ons en verheugde zich op het feestmaal dat die avond op het plein zou worden aangericht, met het jonge paar en de wederzijdse ouders aan het hoofd van de lange rijen tapijten waarop dienbladen met lekkers stonden uitgestald. Wat zou het nog lang duren voor ik met mijn man alleen was!

Dit bericht is geplaatst in feuilleton met de tags . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *