Op mijn schildendag was Rodva een van de verlovers. Va had de werkplaats al uitgebreid, met toestemming van onze oude buurman, omdat hij zoveel werk had. Er konden makkelijk twee families van leven, zei hij, en helemaal als hij mij niet meer hoefde te onderhouden. Ma keek me verontschuldigend aan bij deze formulering. Mannen hadden nu eenmaal geen idee van het werk dat vrouwen verzetten. De buurman was inmiddels zo oud en gebrekkig dat hij niet meer alleen kon wonen. Hij kon Rodva's kamertje krijgen en dan kon Rodva met zijn nieuwe vrouw in diens huis trekken.
"Als je nu maar niet per ongeluk mijn schild kiest," plaagde ik hem op de ochtend van schildendag. Hij had het sinds het eerste begin niet meer gezien.
"Je kiest er toch twee," bromde hij, alsof ik dat niet wist. "Als je slim bent, loop je zometeen met me mee. We moeten verzamelen bij de ingang, als je een beetje opzij gaat staan kun je zien welke jongens er nog meer meedoen."
"Dat hoort toch niet," zei Ma plichtsgetrouw.
"Ik kan toch gewoon een boodschap doen? Er komt toch visite vanavond?"
Het vaderoverleg. De vader van het meisje kwam bij de vader van de jongen. De moeders hadden thee klaar, en dadelcake of kokoskoekjes. Of ze er al over nagedacht hadden hoe dat in ons geval moest, weet ik niet. Misschien was het allemaal al helemaal voorgekookt, wie zal het zeggen.
In elk geval liep ik met Rodva naar het Palast. We liepen helemaal langs de omwal, niet via de tuin en de markt, zodat ik in de straat naast het Palast kon achterblijven, of, als ik gesnapt werd of me niet veilig voelde, meteen kon doorlopen naar de markt voor rozenwater en wierook.
Zes schilden zouden er hangen, was een boodschapper van Hebotva komen melden. Er zouden dus ook zes verlovers zijn, nam ik aan. Ik kende bijna geen jongens. Rodva nam haast nooit een vriend mee naar huis. Op de markt zag ik sommige jongens aan het werk in de zaak van hun vader, en op het Rotsfeest zag ik ze trommelen en dansen.