Streng keek Ghemma me aan. Ze stond op uit haar stoel en bekeek het vlechtwerk van nabij. Het is nu verkleurd, je kunt de motieven nauwelijks meer onderscheiden, maar toen was het zo mooi, al die glanzende tinten bruin, van beige en zand tot mahonie en ebbenhout, en al die patronen, van cirkels en driehoeken tot dieren en vogels en mensen en draken. "Omdraaien," zei ze tegen Brima.
Gespannen keek ik naar Ghemma's gezicht. Ik zag verbazing en bewondering. Ze ging met haar vingers het naaiwerk langs, ze nam elk paneeltje afzonderlijk in zich op. Ze trok een strikje los en vouwde het paneeltje om. Een zacht "wow" ontsnapte haar. Ze maakte alle paneeltjes zelf los tot de hele bloem zich geopend had en zich een kaleidoscoop van kleuren en beeltenissen ontvouwde.
De volgorde was toen natuurlijk nog anders, ik was uitgegaan van de rijtjes die we op school geleerd hadden: de heerlijkheden, de rivieren, de eilanden. Later had ik de Zanden er nog aan toegevoegd. Ghemma liet het aan Brima over om de strikjes weer vast te maken.
"Yima van Rodva," zei ze tegen mij, "maak je klaar voor de schildendag!"
Wat was ik er als meisje toch goed in om het lot voor me uit te schuiven. Net als met het vertrek van Vulema: gewoon niet aan denken. Tot het zover was. Zo had ik ook altijd aan schildendag gedacht. Ook dat was eens per jaar. Alle meisjes die dat jaar hun schild afgemaakt hadden – meestal een stuk of vijf, zes – mochten hun schild tentoonstellen in de grote zaal. Of mochten – moesten. Jongens mochten trouwen vanaf hun achttiende, maar alleen als ze een vak hadden geleerd waarmee ze zelf de kost konden verdienen. Voor sommige vakken was dat niet haalbaar, dus zat er geen maximum aan de huwbare leeftijd van jongens. Alle huwbare jongemannen mochten naar de schilden komen kijken en hun voorkeur aangeven. De vaders van de jongens en de meisjes gingen vervolgens in overleg, daarna mochten de kandidaten elkaar ontmoeten, de jongen kon eventueel weigeren, het meisje natuurlijk niet.
Ik vraag me af wat ik voel bij dat woord 'natuurlijk.' Ik schrijf het op alsof het een natuurwet was, wat het toen ook werkelijk was voor mij, ik schrijf het op met een gevoel van cynisme en verbittering, en met een gevoel van mededogen met het meisje dat ik was.
Ik mocht het schild wel in het Palast laten, zei Ghemma. Ik weet nog dat alles in me in opstand kwam: mijn schild! Van mij! Mijn bescherming! Maar je sprak Hoge Ma niet tegen, ik zei zacht: "Goed Hoge Ma. Dankuwel."
Met lege handen die trap weer af. Een wachter met brieven in de hand – wist ik toen wat brieven waren? - kwam me tegemoet. Ik drukte me tegen de muur. Ik ben nog even in de tuin gaan zitten om tot rust te komen. Daar kwam Kuuksi plotseling op me af, alsof ze eerst groen was geweest. Ik trok haar op schoot. "Als je maar weet dat ik jou altijd bij me wil houden!" Ze beet in mijn hand, net niet hard genoeg om pijn te doen maar het veroorzaakte wel een rode kras.
Mooi mooi ook emotioneel gevoelig
elke keer blij met jouw commentaar Elly, maar zul je het ook zeggen als je iets niet duidelijk, niet logisch of niet mooi vindt?
Ik was weer even de kluts kwijt met toen en nu in de beschrijving van de kleuren van het schild.
Hetzelfde gebeurde bij de tussenzin over het woord natuurlijk. Ik moet me dan goed realiseren dat we herinneringen lezen.
Ja, dat snap ik. Oorspronkelijk had ik de situatie waarin zij het opschrijft helemaal uitgewerkt, maar later bedacht ik dat ik me daar nog niet zo op wilde vastpinnen, omdat ik niet precies weet wat er allemaal zal gebeuren. Dat is dus iets wat ik pas kan aanpassen als het klaar is ... ooit ...