19 – Pucima

Als kind vraag je je niet af waar dingen vandaan komen. Ze zijn er gewoon. De rieten mat, de gevlochten schalen, de harnasjes waarin de waterkruiken in deuropeningen hingen, de manden waarmee we boodschappen deden of vruchten haalden … Meerdere vrouwen hielden zich bezig met vlechtwerk. Waar ze hun riet vandaan haalden? Ik had geen idee.

Mijn schild-in-wording was nog niet verder dan wat halfslachtige nerfdraden van leren veters, en het idee om het te vullen met vlechtwerk sprak me opeens wel aan. Ma zei dat Pucima de beste vlechtster was. Zij kon zelfs waterdichte kruiken vlechten. Ze woonde aan de Eerste Oosterstraat, vlakbij het Palast. "Dan kan ze makkelijk het dorp uit om materiaal te halen," zei Ma.

Ik was veertien, bijna vijftien, en was nog nooit buiten het dorp geweest. Behalve dan de duinen in, vlakbij ons huis. Ik maakte me wel voorstellingen van werelden buiten de onze, maar die berustten voor een groot deel op fantasie, op haar beurt weer gevoed door verhalen. Va ging een paar keer per jaar naar de steengroeve. "De" steengroeve. Ik had geen idee waar die was. Hij nam twee ezels mee om stenen te dragen.

De speerpunten, de koperen dienbladen en theepotten, ze werden gemaakt van koper uit "de" kopermijn. Va had me wel eens verteld hoe zo'n mijn eruit ziet, zo'n enorme krater waarin mensen op mieren lijken. Maar wie er werkten? Mensen uit Dunkitaba? Mensen van elders? Nu ik van school af was, merkte ik pas hoeveel ik niet wist.

Pucima zat in de tuin bij haar huis. In kleermakerszit werkte ze aan een kolossale schaal. Die werden gebruikt bij een huwelijksfeest, gevuld met bloemen en vruchten. Vragend keek ze me aan.

Dit bericht is geplaatst in feuilleton met de tags . Bookmark de permalink.

2 Reacties op 19 – Pucima

  1. Elly van Doorn schreef:

    En ik wil ook steeds maar meer weten.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *