In de nieuwsbrief schreef ik al over mijn erratisch leesgedrag in tijden van corona, hoe maar weinig boeken mijn aandacht zo weten vast te houden dat ik ze ook daadwerkelijk uitlees. Na gestrand te zijn in Zafon strandde ik na een hoopvol begin ook in de Zeven Zussen. Dat kwam bij beide boeken, denk ik, doordat het me geen klap kon schelen wat er met de personages gebeurde. Dat gold trouwens ook voor het recensieboek (Lisa Wingate – a Month of Summer) dat er nog tussendoor speelde. Kruiwagens vol ellende werden over de hoofdpersonen uitgestort en het liet me volkomen koud.
Hoe kan het dat schrijvers er überhaupt in slagen om meeleefbare mensen te scheppen? Is dat iets ín de schrijver? In zijn/haar/hun karakter? Iets van inleven, meeleven, werkelijk opgaan in het personage en van binnenuit hun avonturen beschrijven?
Des te knapper is het om dat voor álle personages in je boek te kunnen. Nu moet ik ook zeggen dat ik dol ben op dichtbevolkte boeken die in New York spelen, dus The Immortalists (De Onsterfelijken) begon meteen goed, met het Joodse gezin Gold: Gertie en Saul met hun vier kinderen Varya, Daniel, Klara en Simon. Op een dag bezoeken de kinderen – zonder dat hun ouders het weten, gewoon bij wijze van spannend verzetje – een waarzegster die precies kan voorspellen op welke dag je zult sterven. Ze hebben geen idee of het klopt, of die vreemde vrouw dat écht weet, maar op alle kinderen maakt het bezoek een onuitwisbare indruk.
Wat voor invloed heeft dat op je leven, om precies te weten wanneer je dood zult gaan?
Dat is voor elk kind verschillend. De een slaat als een dolle aan het leven om er maar zo snel mogelijk zoveel mogelijk uit te halen. De andere raakt geestelijk zo in de knoop dat er geen betere uitweg is dan de dood op die dag maar zelf te kiezen. Wie het laatst overblijft, gaat gebukt onder survivor's guilt en een totaal onvermogen om het leven aan te gaan.
Ik schrijf dit met opzet zo cryptisch op, omdat je het al lezend moet meebeleven. Want zo werkt dit boek, het zijn geen abstracte overwegingen over leven en dood, het zijn de levens – innerlijk en in de wereld – van vier totaal verschillende mensen die je aan het eind allemaal even dierbaar zijn geworden.
En dan is de stijl ook nog eens heel goed. Het is voor het grootste deel in de tegenwoordige tijd geschreven. Dat werkt in boeken soms krampachtig, als een trucje om meer spanning te creëren, maar in dit geval, gezien het thema, is het de enige juiste manier. Ze zijn zich immers stuk voor stuk van het hier en nu bewust. Benjamin is geloof ik rond de dertig, en ze leeft zich moeiteloos in in personages van alle leeftijden, ook de stokoude moeder die Gertie op het eind is. Ze laat religie een rol spelen, maar nergens dogmatisch, zoals het ook de bedoeling was van vader en moeder Gold: hun kinderen vrij en modern opvoeden. Ze geeft blijk van een groot psychologisch inzicht in de kleinste, onopvallendste bijzinnetjes.
Het boek was zo mooi dat ik helemaal vergat om aantekeningen te maken, dus geloof mij.
Oeh, klinkt goed!
yesss
Ik heb dit boek op mijn e-reader staan, na een enthousiaste recensie in (ik geloof) The Guardian. Na jouw bespreking komt het meteen een stukje hoger op de nog-te-lezen-lijst
ja, bovenaan zetten 🙂