Ik heb al geschreven over de Duitse gotische beeldhouwkunst, en over Veit Stoß.
Ik moet nu denken aan een verhaal dat ik schreef voor de LOI-cursus. Zo'n moment waarop je als schrijver doorkrijgt dat alles wat je gezien hebt – ooit – materiaal is voor fictie. Komtie:
DE ARCHITECT
De kerk lag in puin, daar kon geen heilige Laurentius meer iets aan veranderen. Ongetwijfeld keek hij vanuit de hemel neer op al die Sankt Lorentzen, al die San Lorenzo’s en Saint Laurents die in woedende bommennachten van hun sokkels waren getuimeld en nu aan scherven lagen tussen onherkenbare vlaktes gebeeldhouwd puin.
Stilte heerste, en de geur van stof. Laura kon het ruiken doordat een ruitje van haar slaapkamerraam gebarsten was na de explosie van de dag ervoor. In het donker zat ze op knietjes op haar bed onder het schuine dak en keek tussen de zwart omhoogstekende ruïnes door naar het lege plein waar altijd de kerk stond. Beneden hoorde ze haar moeder in vaders kantoor rommelen. De zware lineaal van de tekentafel kwam met een klap op het blad neer. Vaders bouwtekeningen hadden waterschade opgelopen toen het buurhuis kort vlam had gevat tijdens het bombardement en moeder legde ze een voor een te drogen op de tekentafel.
Laura’s blik bleef gericht op die maanverlichte, stille plek, alsof ze verwachtte dat daar iets zou bewegen zodra ze haar ogen afwendde. Afgelopen zondag was ze nog met Omi naar de kerk geweest. Ze had zich zo eenzaam gevoeld nu alle sokkels aan alle zuilen leeg waren en er geen enkele welwillende heilige op haar neerkeek. Ook de rozenkrans met de engel die Maria de blijde boodschap bracht, hing niet langer aan de vergulde ketting. Alle heiligen waren in veiligheid gebracht – waarheen wist Laura niet. Omi lette niet op zulke dingen, Omi ging bidden voor haar twee zoons in Rusland.
Laura drukte Mieze stijver tegen zich aan, aaide het versleten beestje even over de rafelige kop – en in die seconde gebeurde het. Ze voelde de beweging en als een verrekijker haalden haar ogen het plein naar zich toe. Er liep iemand in de lichte nacht over de berg stenen, een man in een ouderwetse tuniek, met sprookjesachtige puntschoenen en een lange krullende baard. Laura kende hem wel, hij woonde ook in de kerk. Een heilige was hij niet, hij had gewoon moeten blijven, als een kapitein op zijn schip. Krachtige Adam noemde Laura hem altijd, omdat hij het hele sacramentshuis op zijn schouders droeg. Zo hoog was het bouwsel van stenen kantwerk, dat de ijle top zich boog onder het gewelf. Vroeger hadden ze ook zo’n kerstboom.
Adam Kraft liep zonder te struikelen rond over de puinhopen. Grote, afgemeten passen nam hij, tot aan de muur en niet verder, ja, tot aan een muur. Laura zag hoe heel vaag, achter de omhooggeheven handen van de man een muur tot stand kwam, alsof hij een doorzichtige kerk aan het bouwen was. Hij bouwde de hele nacht en Laura keek de hele nacht.
Toen de oorlog voorbij was, en vader meehielp bij de wederopbouw, was Laura niet verbaasd dat de kerk zo snel weer stond. Eigenlijk hoefden de bouwlieden alleen maar de onzichtbare stenen door zichtbare te vervangen. De kerk zelf had de oorlog overleefd.