Hè, mijn hart springt werkelijk op als ik dit boek van de plank pak. Ook deze colleges waren voor mij een enorme eye-opener, en het begin van mijn voorliefde voor jaren-vijftig aardewerk. Voor die tijd wist ik niet dat het kon: dat het servies van je ouders Kunst kon zijn. Fris Aardewerk. Zelf vonden ze het niets bijzonders, en vervingen ze probleemloos gehavende borden door andere witte, van een ander merk. Kregen we andere schaaltjes voor de komkommer of de appelmoes, mokken met oren, en werden de botervlootjes (ik zie ze nog voor me met chocoboter erin) vervangen door de kuipjes van becel.
Niet de colleges zelf – of de man die ze gaf, iemand met weinig talent voor het overbrengen van zijn eigen fascinaties – openden mijn ogen, maar gewoon het pure feit dat je servies en je vaasjes en je tapijten en je meubels Kunst konden zijn. En daarna op studiereis naar Wenen en de mooiste kunstnijverheid aanschouwen. Wat heb ik daar twee jaar geleden ook weer geweldig van genoten in het Museum für Angewandte Kunst.
kunstnijverheid
Dit bericht is geplaatst in autobiobibliografie, kunst met de tags marie kondo. Bookmark de permalink.
Eens, helemaal eens. Dat bestek op de onderste foto, om van te smullen.
Ik kom hier nog even terug op 'krijg de kleren' Gisteren in het Rijksmuseum Catwalk gezien. Was ook smullen.
Oh, dat lijkt me ook prachtig!