De Grote Oorlog is alweer twee jaar voorbij, en Daniel Branwell is teruggekeerd naar zijn geboortedorp in Cornwall. Bij de oude weduwe Mary Pascoe vindt hij aanvankelijk onderdak. Het werken op het land doet hem goed, maar zijn nachten zijn vergeven van spookgestalten uit de oorlog, altijd voorafgegaan door de stank van slagveldmodder. Elke nacht wordt hij bezocht door zijn oude kameraad Frederick, die op het slagveld het leven liet.
Frederick was een rijkeluiszoon, de moeder van Daniel maakte er schoon, en zo kon Daniel het huis binnenkomen en zich te goed doen aan de schatten in de bibliotheek. Een schoolopleiding zat er voor hem niet in, hij werd tuinman. Hij kent oneindig veel gedichten uit zijn hoofd, en bepaalde regels achtervolgen hem veelzeggend. Zoals … because he knows, a frightful fiend / doth close behind him tread … uit The Rhyme of the Ancient Mariner. Wie de albatros heeft gedood, kan nooit meer terugkeren naar zijn eigen land. Frederick baalde ervan dat Daniel een gedicht uit zijn hoofd kende zodra hij het gelezen had, terwijl hij er zelf zo lang op studeren moest. All the poems i had learned were in my mind, as whole as eggs.
Van een van die gedichten worden de eerste twee strofen geciteerd, maar het hele gedicht is tekenend voor wat er met Daniel gebeurt:
William Ernest Henley (1849-1903)
Out Of The Night That Covers Me (Invictus)Out of the night that covers me,
Black as the pit from pole to pole,
I thank whatever gods may be
For my unconquerable soul.In the fell clutch of circumstance
I have not winced nor cried aloud.
Under the bludgeonings of chance
My head is bloody, but unbowed.Beyond this place of wrath and tears
Looms but the Horror of the shade,
And yet the menace of the years
Finds, and shall find, me unafraid.It matters not how strait the gate,
How charged with punishments the scroll,
I am the master of my fate:
I am the captain of my soul.
In het eens zo comfortabele Albert House woont nu alleen nog de dochter, met haar dochtertje. Ook haar man is gesneuveld. Samen met deze Felicia verwerkt Daniel – min of meer – de gruwelijke dood van zijn vriend.
The Lie uit de titel slaat onder andere op de detail-loze doodsberichten die de nabestaanden ontvangen, en op de brief die Daniel zelf aan Felicia heeft gestuurd. "The lies I wrote were better. They'd have convinced me, if I'd been Felicia." Daniel weet beter hoe de dood op het slagveld huishoudt.
Een andere dichtregel, uit Dover Beach van Matthew Arnold, verwijst naar een andere leugen: Ah, love, let us be true / To one another!
Er is nog een grotere leugen die de sleutelrol speelt in het verhaal, maar die vertellen zou de plot weggeven.
Helen Dunmore is een van mijn favoriete Engelse auteurs. Haar boek The Siege staat hoog op mijn lijst van mooiste boeken. Maar ook haar romans over relaties zijn de moeite waard. Zij weet als geen ander een doordringende sfeer neer te zetten. Je leest haar boeken niet, je maakt ze mee, zo zintuiglijk schrijft ze. Het land, de moestuin, de zee. De loopgraven, de stank, het prikkeldraad. Het verschil tussen stinkend slijk en groeizame aarde. En het haar van Felicia dat naar rozemarijn ruikt, net als het haar van Danny's moeder.
Mocht ik de indruk gewekt hebben dat het een soort meta-poëtisch verhaal is: nee. Het is het poten-in-de-modder verhaal van een slachtoffer van de Grote Oorlog. Die van gedichten hield.
Waarom weet ik niet precies, maar de boeken van Helen Dunmore hebben me nooit zo getrokken. Nu ben ik echter om: ik ga eindelijk een boek van haar op mijn verlanglijst zetten. Bedankt voor de tip!