Oman – de eerste grote tocht (3/4)

Ontwaken in de woestijn, met het zachtoranje licht van de opgaande zon aan de einder. Nu konden we het landschap pas werkelijk zien, het korstachtige grijs van de zoutwoestijn (dat knerpt onder je voeten, je zakt er een beetje doorheen) en het zachte oranje van de zandduinen en dat is alles, geen andere kleuren, geen geluiden, geen geuren, Niets. Gelukkig wachtte de wind nog even met opsteken tot we ons ontbijt achter de kiezen hadden, maar al snel kwam hij weer onzichtbaar aanrazen. De scherpe kam van ons zandduintje vervaagde tot slierten engelenhaar en het zand knarste tussen onze kiezen. Hoogste tijd voor de tweede etappe.
Ons volgende reisdoel - samen met Jeroen hadden we de route van tevoren uitgestippeld, ook omdat je voor vertrek bij iemand een globale reisbeschrijving moet achterlaten, voor het geval je de weg of jezelf kwijtraakt in die onmetelijke leegte - waren de hoge zandduinen bij de verlaten olieput Malih. Als afzonderlijk op water drijvende fata morgana's doemden ze aan de horizon op. Steeds dichter kwamen ze bij de grond, tot op een gegeven moment een zandduin als een vijfenzestig meter hoge berg paprikapoeder dwars over de lichtgrijze weg ons onherroepelijk de doorgang versperde. Uit het zand staken nog wat oude pompen en pijpen en o wonder, hier en daar groeiden knalgroene struikjes! En er vloog een kraai! Je kunt je niet indenken wat een diepe indruk zoiets levends op dat moment op die plek maakt.
De paprikaberg was te groot om er omheen te rijden, dus moesten we weer terug via de sabkha, een ander gedeelte met een veel dikkere korst, acht centimeter of meer en daaronder is het kletsnat (hebben we gecontroleerd met beitel, breekijzer en schep, zo hard is de laag) maar helemaal zout (heb ik gecontroleerd met m'n tong).
Ons oorspronkelijke plan was om de Rhub al Khali door te steken, maar in dat gebied ligt een olieveld van een Franse maatschappij, waar we dan hadden moeten tanken. Nu met de verscherpte veiligheidsmaatregelen in verband met de Golfoorlog was het daar verboden terrein voor ons. Om niet precies dezelfde route terug te nemen, gingen we nu vanuit Fahud recht naar het noorden, richting Ibri.
Het landschap ten zuiden van de stad Ibri lijkt nog het meest op de Kale Duinen, zo verzuchtten wij burgerlijk. Al die zandverstuivingen en struikjes. Behalve dat je in Appelscha niet zoveel kamelen ziet. In dat landschap, zoveel minder doods dan de kale vlaktes die we de hele dag doorkruist hadden, hebben we overnacht, weer in de auto geslapen, ik vond dat eigenlijk veel veiliger voelen dan buiten. Het ontbeet daar een stuk gezelliger dan in de woestijn, we zaten zo op ons gemak in het zonnetje, zo vreedzaam en zo vrij.

Dit bericht is geplaatst in autobio met de tags . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *