Oman – de eerste grote tocht (2/4)

Ons doel die dag was de Umm as Samim, the Mother of Poison, de sabkha of zoutwoestijn op de grens met Saoedi-Arabië. Zoutwoestijnen ontstaan doordat grondwater uit de bergen ondergronds naar het binnenland sijpelt. Dit water verzamelt zich dicht onder de oppervlakte in de laagstgelegen gebieden. Onderweg lost zout uit de gesteenten in het water op. In de hete woestijn verdampt vervolgens het grondwater, maar het zout blijft achter. Zo komt er steeds meer zout in de bodem, zodat er uiteindelijk een zoutkorst aan het oppervlak ontstaat. Vroeger groeven bedoeïnen het zout af en vervoerden het per kameel naar de kust (de "zoutkaravaan") waar ze het verkochten.
De sabkha is vlak zover je kunt zien, zo plat als een polder. Er groeit helemaal niets. Er is geen leven, geen beesten, geen vogels, niets. Er is dus ook helemaal geen geluid. Het enige wat je hoort, is de Grote Stilte. De zoutkorst is in stukken gebroken en lijkt nog het meest op van dat slechte ijs dat ontstaat als het veel sneeuwt terwijl het vriest. Alleen zijn de zoutschotsen donkerbruin/grijzig van kleur omdat ze vermengd zijn met zand. Hier en daar steken er vuistdikke, pure zoutkristallen doorheen, als driedimensionale ijsbloemen.
Maar voor we die sabkha gevonden hadden! Eindeloos over al die sporen rondgesnord rondom het olieveld Al Huwaisa, verder naar het Westen, vol onbegrip op de topografische kaarten turend die bezaaid waren met rechte lijnen en grillige rotsen, tot we dan opeens voor een reusachtig blauw bord met "Umm as Samim rechtdoor" (grote pijl) stonden. Inmiddels was het al zes uur dus bijna donker en moesten we een kampeerplaats zoeken. Gelukkig stond er één lief hoefijzervormig zandduintje op die hele kale vlakte, dus daar hebben we de auto's neergezet. Een mens is altijd op zoek naar geborgenheid.
Het was het enige in de verre omtrek dat beschutting bood tegen de storm, die ons onverwacht bij de kleren greep toen we met stijve benen uit de auto klommen. Niets hadden we er van gemerkt terwijl we reden, want nergens hadden we het aan gezien. Niets bewoog immers. Geen wonder dat kinderen denken dat bomen de wind maken. Beschutting was hard nodig, want het werd spoedig ijzig koud. Vijf graden! Dus na ons maal van opgewarmde macaroni en het sterrenkijken met de verrekijker, wat een sprookjesachtige pracht, zijn we gauw in bed gekropen, in de auto en niet buiten onder onze klamboes.
Wat is dat onvoorstelbaar, zo'n heldere sterrenhemel, echt the silver pepper of the stars, en ik had nooit gedacht dat je er met een gewone verrekijker zoveel meer van zou zien. Ik voelde me helemaal in het niets verzinken, in het heelal opgenomen worden toen ik daar omhoog lag te staren, in die oneindige, donkere, stralende koepel die over de hele wereld was neergelaten als een stolp. Doodse stilte, diepe koude, en je dan realiseren dat generaties mensen hier altijd geleefd hebben, met deze zelfde sterren als kompas. Geen wonder dat de astronomie in Arabia is uitgevonden.

deel 1

Dit bericht is geplaatst in autobio met de tags . Bookmark de permalink.

2 Reacties op Oman – de eerste grote tocht (2/4)

  1. Schrips schreef:

    Die fascinatie voor het Arabische kan ik heel goed begrijpen. Ik was in Marokko en Jordanie, en vooral de woestijnervaring (Wadi Rum) was dieper dan welke andere ook. Luister je wel eens naar oude Arabische muziek? Of Um Kalthoum? Het is een andere wereld die je daar binnengaat. Belangrijk, t maakt dat je anders tegen de dingen aankijkt. Sowieso om met andere culturen kennis te maken.

  2. Heldinne schreef:

    Oh, wadi Rum is ook zó mooi, zo anders dan alles wat we gezien hadden in Oman.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *