oman 2 – duizend en één nacht

Ruwi is het handelscentrum, Ruwi Highstreet de enige echte winkelstraat van Oman. Ruwi is in 1972 is het uit de grond gestampt, toen bleek dat het kleine plaatsje Muscat (de hoofdstad dus) nooit alle gebouwen zou kunnen bevatten die nodig zijn voor een twintigste-eeuwse economie. De gebouwen zijn lelijk en zonder overleg neergepoot op elk vlak hoekje grond dat tussen de rotsen beschikbaar was. Toen gold blijkbaar nog niet het decreet dat elk gebouw Arabisch van stijl en karakter moet zijn.

De snelweg zwiepte tussen de zielloze bebouwing door, en even later parkeerde Joop de auto in Muttrah, de oude havenstad. Daar moet over een aantal weken onze zeevracht aankomen, waar containers in de verte op de kade liggen. Dat was vroeger anders. De haven van Muttrah was niet diep genoeg voor zeewaardige wolkenkrabbers. Zulke monsters gingen een eind uit de kust voor anker, waar de lading op kleinere schepen werd overgeladen en vervolgens op het strand werd neergepoot. Zijne Majesteit heeft het moderne havencomplex Mina Qaboos gedecreteerd, en in 1974 was er Mina Qaboos.
Langs het water voert de Corniche, die ook pas een jaar of tien klaar is. Vroeger stonden die prachtige oude koopmanshuizen gewoon aan het strand. Achter dit havenfront van negentiende-eeuwse gevels verbergt zich de grote soek van Muttrah: nauwe, schemerige steegjes, piepkleine winkeltjes met stoffen, kruiden, parfums en wierook, een oriëntaalse sfeer die ik alleen maar kende uit boeken en films.
Bij een halfrond stalletje op een hoek bestelde Joop samosa's. Nieuwsgierig zetten we onze tanden in zo’n pyramidevormig loempiaatje, gevuld met lamsvlees, groenten en kruiden. Het smaakte als de geuren rondom.
Verder dwaalden we, de goudsoek in. Druk was het daar! Goud wordt hier simpelweg per gewicht verkocht, wie genoeg heeft van een sieraad ruilt het in tegen iets anders. De etalages flonkeren luidruchtig en elk winkeltje is een kleine sieradendoos vol fluwelen vakjes. En alles vierentwintig karaat.
In een klein cafeetje met formica tafels, waar ik de enige vrouw was, dronken we een flesje mierzoete, knaloranje priklimonade.
Via Muscat en allerlei oude dorpjes, waar de huisjes de indruk wekten van een leeggegooide blokkendoos tussen de rotsen en de moskeetjes rank en kleurig waren, reden we verder zuidwaarts langs de kust. De snelweg loopt daar over hoge, grillige bergen, donkerbruine rotsspitsen rondom. Oveoliet heet dat gesteente, volgens het boekje is het een geologisch unicum; eens vormden die rotsen de zeebodem.
Opeens verscheen daar weer de zee, en in een kom tussen de rotsen zagen we de koepel van een paleis uit duizend-en-één nacht. Het Al Bustan Palace Hotel, het mooiste hotel ter wereld! Ademloos liepen we het sprookje binnen. Een wel dertig meter hoge hal, als de iwan van een Perzische moskee, verhief zich boven ons met een mozaïek van klaterblauwe tegeltjes. De koepel was versierd met witte arabesken, de vloeren weerspiegelden ons in vlekkeloos marmer. Weelderige lederen banken nestelden zich om lage tafels van mahoniehout met rookglas en messing. Lampen als watervallen glinsterden boven ruisende fonteinen. Misplaatst stonden wij daar met onze stoffige schoenen en bezwete T-shirts, maar ook als gewoon mens kun je gaan zitten en een kopje koffie bestellen. Wat we niet deden, want Joop moest terug naar huis voor de intocht van Sinterklaas.

afbeelding

Dit bericht is geplaatst in Niet gecategoriseerd met de tags . Bookmark de permalink.

1 Reactie op oman 2 – duizend en één nacht

  1. Ferrara schreef:

    Zucht...wat prachtig beschreven.

    "Klaterblauwe" tegeltjes, je begrijpt het meteen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *